De Kolibrie
Een gevoel van opluchting viel over mij heen. Mijn oren hadden mij niet bedrogen, ik was eindelijk bij een riviertje aangekomen. In mijn herinnering was een fata morgana alleen een optische illusie, toch was ik sceptisch toen ik het water in de verte hoorde stromen. De dagen van droogte waren zwaar geweest, al helemaal nadat ik mijn veldfles had omgekeerd en toch echt de laatste druppel in mijn keel had laten glijden. Ik likte mijn schrale lippen en liep zo snel als mijn benen mij nog toelieten richting het hemelse brouwsel dat onmisbaar was op mijn reis. Killian en ik hadden veel gevaren getrotseerd tijdens onze ontdekkingstocht, maar niets had mij zo gesloopt als het ontbreken van water. Wellicht had de dood van Killian hier grotendeels mee te maken, hij was bij vele obstakels mijn rots in de branding geweest. Ik zakte neer op mijn knieën, die twee centimeter de drassige grond inzakte door het gewicht van mij en mijn bagage. Zonder geduld gebruikte ik mijn handen om het water naar mijn mond te brengen, terwijl mijn veldfles vergeten aan de zijkant van mijn rugzak bungelde. Ik dronk gretig, alsof ik bang was dat de rivier voor mijn ogen zou verdwijnen en verslikte mij in een grote slok. Proestend draaide ik mij op mijn rug zodat ik tegen mijn rugzak aan kon leunen. Toen het laatste water mijn luchtpijp uit was geschoten, nam ik eindelijk de tijd om even tot rust te komen. Het waren een hectische paar dagen geweest en er was iets aan het geluid van het kabbelende water en het uitzicht op de heldere blauwe lucht die mij hierbij stil liet staan. Een paar seconden alleen in mijn gedachten waren genoeg om dikke tranen over mijn wangen te laten rollen. Het was alweer een week geleden dat Killian gegrepen werd door dat monster en ik hem tevergeefs had proberen te redden door het beest door zijn kop te schieten. Ik zag hem nog liggen, bewegingsloos in een plas van zijn eigen bloed, zijn outfit gescheurd waardoor de diepe wonden op zijn borst en buik blootlagen aan de duisternis van de nacht. Het was die dag snel donker geworden en we liepen met onze zaklampen naar voren gericht door het oerwoud op zoek naar een goede rustplek. We hoorden de hele avond al onheilspellende geluiden om ons heen, maar besteedde hier niet meer aandacht aan dan normaal. Een plotselinge kreet vlak achter ons bracht hier verandering in, maar voordat we ons om konden draaien en met het licht van onze zaklampen het beest konden onderscheiden van zijn donkere achtergrond, had het Killian omver gesprongen en bleef het hijgend boven hem hangen. Terwijl ik mijn wapen op het beest richtte, slaakte het een bloeddorstige brul en begon het Killian aan te vallen met zijn reusachtige klauwen. Mijn eerste schot raakte het in zijn schoft, waardoor het achteruit deinsde en mij recht aankeek. De aanvaller was een katachtige, groter dan ik ooit had gezien. Toch was het bedreven om sluw in de schaduwen van de jungle zijn prooi te besluipen, zo vaardig dat het zelfs nu, in het licht van mijn zaklamp, zich grotendeels wist te verschuilen voor de oplettende klokkenluiders in de bomen van het woud. Wat het ook mocht zijn, zijn klauwen en tanden waren al reden genoeg om de cynische grijns van zijn kop af te schieten. Ik twijfelde geen seconde en terwijl het monster mijn kant op snelde, maakte ik een einde aan zijn jacht.
We waren voor ons vertrek gewaarschuwd voor verborgen dreigingen, en hoewel we voldoende verdedigingsmiddelen mee hadden genomen op onze zoektocht, kon het gevaar nog altijd op de loer liggen en onverwachts gebruik maken van onze onoplettendheid. Maandenlang hadden we niets anders voorbij zien komen dan gedierte dat banger was voor ons dan wij voor hen. Wij waren de jagers, niet de gejaagden. Onze zelfverzekerdheid was stilletjes omgeslagen in roekeloosheid, waar Killian de hoogste prijs voor had betaald. Als een kaaiman gegrepen door een sluipende panter, bleek de top van de voedselketen tot de hardste val te leiden. Ik had een angst gevoeld die ik niet meer kende, geen gezonde spanning, nee, een spanning die mij verbond aan miljoenen jaren van evolutie, een spanning die mij in een trance bracht waar ik hier, zittend op de zachte natte grond naast de rivier eindelijk uit wist te ontsnappen. De behoefte aan water had mij in een constante overlevingsstand gehouden, waarbij angst en woede de enige emoties waren die ontglipten aan de suppressie van mijn ware gevoelens. Hoe confronterend deze ook waren, het omarmen van de rouw die ik voelde had een opluchtend effect, alsof de ballast die ik meedroeg door mijn tranen wegspoelden en slechts een licht overblijfsel van zout achterliet op mijn gezicht.
Ik draaide naar de rivier toe en deed een poging om de zoute residuen van mijn gezicht te wassen. Dit was de opfrissing die ik nodig had en na nog wat gedronken te hebben en mijn verwaarloosde veldfles weer een betekenis te hebben gegeven, stond ik met goede moed op om weer door te gaan. Wel opende ik eerst nog mijn rugzak en haalde ik langzaam een tweede veldfles tevoorschijn. Terwijl ik bezig was om deze te vullen, voelde ik weer verdriet opkomen, echter werd dit grotendeels overstemd door de waardering die ik voelde voor Killian. Hij wilde dat ik door zou gaan, hier hadden we het aan het begin van onze reis, toen we nog niet zo zeker waren van onze overlevingskans, nog over gehad. Toch kon ik mijn teleurstelling niet onderdrukken; Wat was deze ervaring nog waard nu ik het niet meer kon delen met mijn beste vriend?
Vasthoudend aan Killians ambitieuze visie, liep ik kordaat door. Hoewel ik nog steeds een grote bedroefdheid ervoer voor het in mijn eentje voortzetten van de reis, voelde het wel als de juiste beslissing. We waren deze zoektocht samen gestart, maar hadden hier beiden onze eigen motivatie voor gevonden. Nu hij er niet meer was, voelde het alsof het mijn taak was om zijn persoonlijke missie voort te zetten en gaf het een extra drijfveer om door te gaan. Sinds de rivier was er een duidelijker pad te zien tussen de bomen door. Alhoewel, pad, het was nog steeds duidelijk te zien dat er weinig natuurlijk verkeer door de bossen heen wandelde. Het was hier voornamelijk wat minder dicht bebost, waardoor ik verder vooruit kon kijken en mijn kapmesarm niet te veel in het rond hoefde te slingeren. Naast dat het een fijnere manier van lopen was, bracht het de mogelijkheid om beter in het rond te kijken. Killian was een echte bioloog, hij kon zijn enthousiasme vrijwel nooit onderdrukken wanneer we weer iets nieuws tegenkwamen. Vaak had ik niet eens door dat het landschap was veranderd, maar hij zorgde ervoor dat ik niets miste. “Jasper, kijk daar eens! Deze boom zijn we nog niet tegengekomen toch? De schors is veel ruiger dan de andere bomen hier.”
Terwijl ik ja knikte, keek ik in het rond naar de andere bomen alsof het mij nu pas opviel dat ze überhaupt een schors hadden. Ook dieren wist hij snel te spotten, of het nou om een schuw, hertachtig beest of om een klein insect die zich onder een blad verstopt had ging. Zelf genoot ik meer van de prachtige uitzichten wanneer we op hoge plateaus van rotsen stonden, of de lang verloren aanwijzingen van intelligenter leven die we sporadisch tegen het lijf liepen, maar ik kon niet ontkennen dat het scherpe oplettende oog van Killian niet zijn vruchten afworp. Veel hongerige dagen werden doorbroken door zijn fluisterende stem. “Jasper, stop, nu heel voorzichtig bewegen.” “Wat? Wat zie je?” Fluisterde ik dan terug. En hij wees dan in de verte, als een docent die met zijn laserpointer het bord aanwijst. “Ziet dat er niet uit als een heerlijke maaltijd?”
Nu Killian er niet meer was om alle opvallende dingen in de onbekende natuur aan te wijzen, betrapte ik mijzelf erop dat ik meer om mij heen keek. Normaal liep ik stevig door en kon ik mij soms zelfs irriteren aan hoe hij ons steeds ophield voor het minste of geringste, maar juist dat miste ik nu aan de tocht. Ik zag steeds beter in waarom Killian zo fanatiek was in het ontdekken van het landschap; De jungle had een magische uitstraling door zijn bemoste bomen die reusachtig boven alles uittorende. Dit was de natuur die zijn eigen gang was gegaan, hier was zij de baas. Het voelde net alsof de menselijke manier van denken er hier niet toe deed, alsof het leven hier een andere vorm van bestaan had geëvolueerd die wij als mensen niet konden bevatten. Het gaf een buitenaards gevoel. Het deed mij denken aan een paar jaar geleden, toen ik Killian voor het eerst had ontmoet. Ik was net nieuw op de school waar ik werkte als wiskunde docent en had een observatie gepland in zijn klas, waar hij trots de fraaie kneepjes van het vak Biologie aan zijn leerlingen presenteerde. Dit was de eerste les van het jaar en aan de apathische blikken naar alles behalve het schoolbord te zien, had deze klas een slechte eerste ervaring gehad met de wetenschap van het leven in de natuur.
–
“Wie hier gelooft er in buitenaards leven?” Vroeg Killian, een vraag waardoor zelfs ik mijn poging om een goede eerste indruk te maken niet meer hoefde te faken. Na een paar seconden van stilte, waarin de perplexe leerlingen zich herpakten, stak een groot deel zijn of haar hand op.
Killian wees een leerling met een opgestoken hand aan. “Kars ,” waaruit bleek dat hij de moeite had genomen om de namen van zijn klas uit zijn hoofd te leren, “wat maakt jou overtuigd daarvan?”
De jongen ging rechterop zitten. “Nou, uuhm, het universum is zo groot en wij maar zo klein, dat uuhm, ja hoe zeg je dat, het is denk ik bijna onmogelijk dat er niets is zeg maar.”
“Heel goed, dat is zeker een goede reden,” antwoorde Killian, “iemand anders?”
Een meisje achterin de klas stak haar hand op. “Er is nog zoveel niet ontdekt in het heelal en je hoort altijd over NASA enzo dat ze op zoek zijn naar bewijs van leven, waardoor ik ook wel denk dat er een redelijke kans moet zijn dat het er is, anders zouden ze er niet naar zoeken.”
“Ja, klopt inderdaad Danique, iemand anders nog?”
“Wat heeft dit met biologie te maken? Dit is toch geen sterrenkunde?” zei een ander meisje aan de andere kant van de klas.
De klas moest lachen.
“Een hele goede vraag Maja, ik wilde bijna die kant opgaan. Wat zo interessant is aan het antwoord wat Danique net gaf, is dat er inderdaad nog maar zo weinig is ontdekt van het heelal, waardoor er nog zo veel mogelijkheden zijn voor het vinden van iets. Er zijn miljoenen dingen denkbaar die daar, zo ver van onze aarde te vinden zijn en nog eens miljarden dingen die wij op dit moment niet eens kunnen bevatten. Hierdoor lijkt de zoektocht naar buitenaards leven aan de ene kant gekkenwerk, maar aan de andere kant is het een zoektocht die veel mensen triggert. Er is potentie voor al onze wildste dromen daar in die eindeloze sterrenhemel, we hoeven ze alleen nog maar te vinden.”
“Dat zal allemaal wel, maar dat geeft nog steeds geen antwoord op mijn vraag”, zei Maja.
“Ik zal naar mijn punt toegaan, ik vind het alleen erg belangrijk om hierbij stil te staan. Want hoewel ikzelf net als velen enorm gefascineerd ben door wat er allemaal om ons heen kan afspelen, voelt het alsof wij mensen een heel belangrijk gedeelte overslaan, namelijk wat onze eigen aarde wel niet allemaal te bieden heeft. En nu wil ik niet te filosofisch overkomen, daar worden jullie bij meneer de Waardt vast al mee doodgegooid,”
De klas grinnikte.
“maar ik zie die onbewustheid als een valkuil waar veel mensen wel vaker in trappen. De eindeloze mogelijkheden van de ruimte zijn erg verleidelijk, maar kunnen ook erg overweldigend zijn. Wanneer je om je heen kijkt in plaats van omhoog, kom je er snel genoeg achter dat er veel dichterbij al genoeg te zien en te beleven is, namelijk hier op aarde.”
De klas keek Killian verward, maar toch geïntrigeerd aan.
“Dat is waarom ik zo van Biologie hou, er zijn net als in het universum nog zoveel onbegane paden en onontdekte wonderen die toch relatief gezien binnen handbereik liggen. Ik wil jullie daarom graag meenemen op een aantal ontdekkingsreizen die ik over de jaren heb gemaakt, waarbij ik vaak genoeg het gevoel kreeg dat ik niet meer op de aarde stond. Plekken zo prachtig en zo divers, dat ze buitenaards mooi waren.”
–
Dit was zo’n plek. De manier waarop het zonlicht een baan werkte tussen de hoge bomen door, om een prachtige gele gloed over het junglelandschap van exotische planten en de sporadische rotspartij heen te leggen was een magisch gezicht. Daarnaast zorgde de stilte in mijn hoofd ervoor dat ik kon genieten van de omgevingsgeluiden, die het oerwoud tot leven brachten en het voorzag van een rustgevende ambiance, beter dan alle talloze uren aan junglemeditatie muziek die op het internet gevonden kunnen worden.
Het blijft een bijzonder fenomeen, de moeheid en honger die pas naar boven komen borrelen wanneer je gedachten ontdekken hoe laat het eigenlijk is. Ik vroeg mij af hoe lang je wel niet zonder rust door zou kunnen gaan als je deze gedachten wist te onderdrukken, maar voor nu was het al te laat en zette ik mijn zware rugzak tegen een rots aan die de perfecte hoogte had om zonder veel moeite op te gaan zitten. Hoe lang ik ook door deze bossen een rugzak meesleurde, mijn schouders konden maar niet aan het gewicht wennen, waardoor een gevoel van opluchting mij beviel terwijl de laatste pijnscheut zich door mijn rug heen bewoog. Na even achterover gezeten te hebben, reikte ik naar mijn tas om wat te eten te pakken. Voor onze reis hadden Killian en ik een grote hoeveelheid beef jerky gemaakt en de porties verdeelt in vacuümverpakkingen. In eerste instantie gebruikten we dit alleen als laatste redmiddel en aten we vooral wild, maar nu ik na zijn dood ook Killians deel voor mijzelf had, was ik hier wat coulanter mee omgegaan.
Terwijl ik kauwend van mijn rust genoot, keek ik goed om mij heen. Het woud begon weer wat dichter te worden dan daarnet, al hoefde ik nog steeds geen kapmes te gebruiken om een weg vrij te maken. Wel was de grond moeilijker te zien, deze stond namelijk vol met talloze lage planten. Varens die hun bladeren uitspreiden om bescherming te bieden voor het gedierte dat zich over de grond verplaatste en orchideeën die de jungle een aanlokkelijker uiterlijk gaf door hun prachtige licht roze en rode kleuren. De Heliconia plant herkende ik nu ook. Tijdens onze pauzes was dit de plant waar Killian altijd naar staarde, hoopvol afwachtend op een kolibrie die de plant zou bestuiven.
–
“Jasper kijk toch eens, fluisterde Killian, eindelijk zien we dit een keer met onze eigen ogen.”
Nieuwsgierig volgde ik zijn wijzende vinger en zag nog net een kolibrie wegvliegen van een plant.
“Ze gaan altijd zo snel. Het was ook maar een kleine Heliconia plant”, zei Killian een beetje betreurd. “Het zijn sowieso prachtige planten, maar samen met een kolibrie zijn ze toch het mooist. Als we weer een rustplek met Heliconias tegenkomen ga ik echt klaar zitten met mijn camera, dit moét ik gewoon op een foto hebben.”
–
Met een half stuk jerky in mijn mond, voelde ik weer rond in mijn tas. Nadat ik Killian had begraven op een mooie plek tussen de bomen, had ik een aantal belangrijke spullen uit zijn tas gehaald en in mijn rugzak gepropt. Dit was voornamelijk eten en drinken, maar ondanks het ruimtegebrek in mijn tas, kon ik het gewoon niet laten om zijn camera daar achter te laten. Dit was Killians meest trotse bezit, hij legde al zijn reizen altijd prachtig vast om ze later te uploaden op zijn website. Nadat ik een paar jaar geleden zijn les voor het eerst had bijgewoond, had ik deze website met bewondering bekeken. Hij was op zoveel verschrikkelijk mooie plaatsen geweest dat ik niet anders dan jaloers kon zijn. Van de prachtige sterrenhemel boven een kille woestijn tot de besneeuwde Noorse sparren belicht door het groenblauwe Noorderlicht, het bracht iets in mij naar boven wat ik niet eerder had gevoeld. Het trok mijn liefde voor mijn huidige levenswijze in kwestie; Was ik echt wel zo gelukkig als dat ik kon zijn? Ik was een dromer, maar had nooit het lef gehad om deze op een ander plek dan mijn hoofd te krijgen. Mijn baan als wiskunde docent was erg bevredigend en ik beleefde er veel plezier aan. Toch voelde het alsof er een andere bestemming voor mij was weggelegd, ik moest alleen nog de juiste route vinden. De woorden van Killian in zijn Biologieles gaven mij een optimistische leidraad, de wereld had zoveel te bieden, het was aan mij om een keuze te maken en vast te houden aan mijn enthousiasme. De eerstvolgende keer dat ik Killian zag op ons werk had ik hem aangesproken en hem bedankt voor de les. Ik vertelde hem dat ik niet had verwacht dat een observatie mij zo had kunnen raken en ik vroeg hem naar zijn mooie reizen. We hadden direct een goed gesprek en voor ik het wist zat ik bij Killian thuis aan tafel om aandachtig naar al zijn verhalen te luisteren. We werden vrienden, beste vrienden en brachten veel dagen met elkaar door. Het duurde daarom niet lang voordat het idee van een tweepersoons-ontdekkingsreis op tafel lag en wij al onze vrije tijd spendeerden aan het plannen hiervan. Hierdoor trokken we dichter naar elkaar toe, werden onze motieven steeds duidelijker en onze gesprekken dieper.
–
“Waarom wil jij deze reis maken?” vroeg Killian opeens.
We waren bezig met ons startpunt bepalen voor een reis naar Laos, waar we de natuur wilde ontdekken om en op de bergen in het noorden van het land. Hoewel ik de vraag niet aan zag komen, wist ik wel dat er iets was; Ik had de starende ogen van Killian gevoeld, maar had dit genegeerd om een mogelijke confrontatie uit de weg te gaan.
“Wat bedoel je?” antwoorde ik.
“Nou gewoon, wat heeft ervoor gezorgd dat jij nu hier zit en met mij een reis aan het uitstippelen bent?”
“Uhm…”. Om eerlijk te zijn had ik hier geen antwoord op. Ik voelde wel iets, maar wist dit niet in woorden te beschrijven. “Als ik kijk naar al die mooie reizen die jij hebt gemaakt, wil ik dat ook. Ik heb nog nooit zoiets gedaan en dat vind ik jammer,” antwoorde ik, alleen kon ik mijn enthousiasme niet goed verpakken in dit antwoord, iets wat Killian wel opgemerkt moest hebben.
“Is dat wat jou echt gelukkig maakt, mijn voetstappen volgen?” vroeg Killian.
Nu keek ik hem wel aan.
“Pardon? Wat weet jij nou van mijn geluk? Ik weet zelf toch wel wat ik wil? Dat jij iets hebt gedaan betekent niet dat niemand anders daar voldoening uit kan halen,” antwoorde ik geïrriteerd.
“Want je eigen geluk achterna gaan is je altijd al goed afgegaan zeker?” bracht Killian cynisch uit, maar nog voordat het laatste woord zijn mond had verlaten kon ik de spijt op zijn gezicht aflezen. Ik keek hem strak aan, wat wilde hij nou van mij? Waar bemoeit hij zich in godsnaam mee? Zonder nog een woord te zeggen sloeg ik de laptop waar ik op werkte dicht en stond ik op.
“Jasper, wacht nou, zo bedoelde ik het niet, ik wil gewoon dat je deze reis niet voor mij maakt, maar echt voor je zelf,” zei Killian tegen mijn rug. “Ik wil niet dat je jouw geluk op een verkeerde plek zoekt en dat je tijdens onze reis erachter komt dat dit niet de weg is die je had moeten bewandelen. Het zou mij pijn doen om je zo te zien Jasper, dat kan ik je niet laten doen.”
“Wat ben je toch een narcistische lul Killian, om te denken dat dit allemaal om jou draait,” zei ik terwijl ik mij omdraaide, “weet je wat? Ik zal je die pijn besparen. Ik heb jou helemaal niet nodig om op reis te gaan.” Om een of andere reden was deze uitspraak hetgeen wat mij de meeste pijn veroorzaakte. Niet Kilians scherpe vraag, niet zijn cynische opmerking, maar mijn eigen afwijzende opmerking. Ondanks dat deze opmerking gericht was aan Killian, voelde dit als een veroordeling van mijzelf. Ik wist wel dat hij mij alleen maar probeerde te helpen, ik wist dat hij gelijk had, ik durfde het alleen niet toe te geven. Ik stond op de rand van een ravijn en ik moest de sprong in het diepe wagen, dat was mijn weg naar geluk. Killian stond daar om mij op te vangen, om mij in zijn armen te sluiten en terwijl ik daar neerslachtig in zijn deuropening stond was dat ook precies wat hij deed. Zo stonden we daar een aantal minuten, zijn armen om mij heen, mijne om hem, mijn gezicht op zijn schouder, waar ik een aantal zachte tranen achterliet. Ik draaide mijn hoofd verder naar hem toe en waagde de sprong in het diepe. “Ik hou van je…” fluisterde ik in zijn oor.
–
Door de ingezoomde lens van de camera zag ik hoe mooi de Heliconia plant wel niet was. De rode bloemen met hun groene randen en gele stempels deden mij denken aan de snavel van een toekan, zelfs de vorm had hier veel van weg. Killian had mij veel uitgelegd over fotografie, maar het daadwerkelijk vasthouden van een camera was toch lastiger dan ik had verwacht. Het had even geduurd tot ik een mooi scherp beeld kreeg en ik klaar zat voor een kolibrie om naar zijn feestmaal te vliegen. Mijn grootste probleem was nog wel mijn geduld. Killian kon minutenlang in dezelfde positie gefocust door de lens kijken, ik kreeg al kriebel in mijn buik als ik ernaar keek. Toch hield ik het voor hem langer vol en keek ik pas weer op toen ik de plant ongeveer tien minuten in de gaten had gehouden. Alsof ik net een paar minuten geleden mijn bed uit was gestapt, strekte ik mij uit en probeerde ik tevergeefs een gaap te onderdrukken, waardoor mijn ogen alleen maar meer begonnen te tranen dan als ik de geeuw gewoon had laten gaan. Aan de lucht te zien werd het ook al later, dus besloot ik in de nu nog schemer-loze minuten een laatste poging te wagen om een mooi plaatje te schieten. Voordat ik weer geconcentreerd plaatsnam achter de camera, schudde ik nog wat energie uit mijn lichaam om mij klaar te maken voor het bewegingsloze afwachten. Mijn rust werd na een tijdje beloond, want daar was het opeens, een kolibrie op zoek naar nectar. Mijn hartslag ging omhoog, juist wanneer het er toe deed kon ik niet rustig blijven. Ik dacht terug aan het moment dat ik dat monster door zijn kop had geschoten in een poging mijzelf, maar vooral Killian te redden. Natuurlijk hing er veel minder af van deze foto en kon ik het altijd op een andere dag nog een keer proberen, echter bracht specifiek dit moment mij terug naar diezelfde soort spanning in mijn lichaam, een onaangenaam passende gelijkenis. De Kolibrie hing met zijn beroemde vlotte vleugelslag voor de prachtige Heliconia, die zoals Killian al zei, veel mooier leek met zo’n prachtig groen, blauw beestje in beeld. Terwijl het zoemende vogeltje zijn lange snavel de bloem in stak, drukte ik nerveus op de ontspanknop van de camera. Klik. Terwijl de kolibrie wegvloog opzoek naar zijn tweede gang, blies ik mijn ingehouden adem uit mijn longen om weer tot rust te komen. Ik keek naar het eindresultaat; Een prachtige actiefoto van de blauw groene vogel die met zijn zwiepende vleugels voor de “toekanbek” hing en met zijn gekromde snavel de gele stempel leegdronk. Mijn ogen schoten vol met tranen, toch ontstond er een glimlach op mijn gezicht. Nu voelde het alsof Killian er nog steeds was, dit was zijn foto, zijn laatste boodschap aan mij. Het vertelde mij dat ik door kon gaan, dat ik de kracht had om gelukkig te zijn; Hij had het mij geleerd. De tranen op mijn gezicht lieten geen verdrietige residuen meer achter, maar zaten vol vreugde. De tijd die ik heb kunnen doorbrengen met Killian was zo mooi en waardevol, dat ik alleen nog maar met een verblijdend gevoel terug kon kijken op onze herinneringen. Deze foto en al die herinneringen konden samen met zijn prachtige verhalen voortleven in mijn hoofd. Hierdoor stond hij nog altijd voor mij klaar om mij op te vangen, daar, in de diepte van het ravijn.
Zoek naar berichten
Volg Pop Fictie
Meer Pop Fictie
Binnenkort meer
Lees mijn blog!
Top 21 albums van 2021!
Jorrit Oppedijk
Het ontstaan van Pop Fictie
Jorrit Oppedijk
De Kolibrie
Een gevoel van opluchting viel over mij heen. Mijn oren hadden mij niet bedrogen, ik was eindelijk bij een riviertje aangekomen. In mijn herinnering was een fata morgana alleen een optische illusie, toch was ik sceptisch toen ik het water in de verte hoorde stromen. De dagen van droogte waren zwaar geweest, al helemaal nadat ik mijn veldfles had omgekeerd en toch echt de laatste druppel in mijn keel had laten glijden. Ik likte mijn schrale lippen en liep zo snel als mijn benen mij nog toelieten richting het hemelse brouwsel dat onmisbaar was op mijn reis. Killian en ik hadden veel gevaren getrotseerd tijdens onze ontdekkingstocht, maar niets had mij zo gesloopt als het ontbreken van water. Wellicht had de dood van Killian hier grotendeels mee te maken, hij was bij vele obstakels mijn rots in de branding geweest. Ik zakte neer op mijn knieën, die twee centimeter de drassige grond inzakte door het gewicht van mij en mijn bagage. Zonder geduld gebruikte ik mijn handen om het water naar mijn mond te brengen, terwijl mijn veldfles vergeten aan de zijkant van mijn rugzak bungelde. Ik dronk gretig, alsof ik bang was dat de rivier voor mijn ogen zou verdwijnen en verslikte mij in een grote slok. Proestend draaide ik mij op mijn rug zodat ik tegen mijn rugzak aan kon leunen. Toen het laatste water mijn luchtpijp uit was geschoten, nam ik eindelijk de tijd om even tot rust te komen. Het waren een hectische paar dagen geweest en er was iets aan het geluid van het kabbelende water en het uitzicht op de heldere blauwe lucht die mij hierbij stil liet staan. Een paar seconden alleen in mijn gedachten waren genoeg om dikke tranen over mijn wangen te laten rollen. Het was alweer een week geleden dat Killian gegrepen werd door dat monster en ik hem tevergeefs had proberen te redden door het beest door zijn kop te schieten. Ik zag hem nog liggen, bewegingsloos in een plas van zijn eigen bloed, zijn outfit gescheurd waardoor de diepe wonden op zijn borst en buik blootlagen aan de duisternis van de nacht. Het was die dag snel donker geworden en we liepen met onze zaklampen naar voren gericht door het oerwoud op zoek naar een goede rustplek. We hoorden de hele avond al onheilspellende geluiden om ons heen, maar besteedde hier niet meer aandacht aan dan normaal. Een plotselinge kreet vlak achter ons bracht hier verandering in, maar voordat we ons om konden draaien en met het licht van onze zaklampen het beest konden onderscheiden van zijn donkere achtergrond, had het Killian omver gesprongen en bleef het hijgend boven hem hangen. Terwijl ik mijn wapen op het beest richtte, slaakte het een bloeddorstige brul en begon het Killian aan te vallen met zijn reusachtige klauwen. Mijn eerste schot raakte het in zijn schoft, waardoor het achteruit deinsde en mij recht aankeek. De aanvaller was een katachtige, groter dan ik ooit had gezien. Toch was het bedreven om sluw in de schaduwen van de jungle zijn prooi te besluipen, zo vaardig dat het zelfs nu, in het licht van mijn zaklamp, zich grotendeels wist te verschuilen voor de oplettende klokkenluiders in de bomen van het woud. Wat het ook mocht zijn, zijn klauwen en tanden waren al reden genoeg om de cynische grijns van zijn kop af te schieten. Ik twijfelde geen seconde en terwijl het monster mijn kant op snelde, maakte ik een einde aan zijn jacht.
We waren voor ons vertrek gewaarschuwd voor verborgen dreigingen, en hoewel we voldoende verdedigingsmiddelen mee hadden genomen op onze zoektocht, kon het gevaar nog altijd op de loer liggen en onverwachts gebruik maken van onze onoplettendheid. Maandenlang hadden we niets anders voorbij zien komen dan gedierte dat banger was voor ons dan wij voor hen. Wij waren de jagers, niet de gejaagden. Onze zelfverzekerdheid was stilletjes omgeslagen in roekeloosheid, waar Killian de hoogste prijs voor had betaald. Als een kaaiman gegrepen door een sluipende panter, bleek de top van de voedselketen tot de hardste val te leiden. Ik had een angst gevoeld die ik niet meer kende, geen gezonde spanning, nee, een spanning die mij verbond aan miljoenen jaren van evolutie, een spanning die mij in een trance bracht waar ik hier, zittend op de zachte natte grond naast de rivier eindelijk uit wist te ontsnappen. De behoefte aan water had mij in een constante overlevingsstand gehouden, waarbij angst en woede de enige emoties waren die ontglipten aan de suppressie van mijn ware gevoelens. Hoe confronterend deze ook waren, het omarmen van de rouw die ik voelde had een opluchtend effect, alsof de ballast die ik meedroeg door mijn tranen wegspoelden en slechts een licht overblijfsel van zout achterliet op mijn gezicht.
Ik draaide naar de rivier toe en deed een poging om de zoute residuen van mijn gezicht te wassen. Dit was de opfrissing die ik nodig had en na nog wat gedronken te hebben en mijn verwaarloosde veldfles weer een betekenis te hebben gegeven, stond ik met goede moed op om weer door te gaan. Wel opende ik eerst nog mijn rugzak en haalde ik langzaam een tweede veldfles tevoorschijn. Terwijl ik bezig was om deze te vullen, voelde ik weer verdriet opkomen, echter werd dit grotendeels overstemd door de waardering die ik voelde voor Killian. Hij wilde dat ik door zou gaan, hier hadden we het aan het begin van onze reis, toen we nog niet zo zeker waren van onze overlevingskans, nog over gehad. Toch kon ik mijn teleurstelling niet onderdrukken; Wat was deze ervaring nog waard nu ik het niet meer kon delen met mijn beste vriend?
Vasthoudend aan Killians ambitieuze visie, liep ik kordaat door. Hoewel ik nog steeds een grote bedroefdheid ervoer voor het in mijn eentje voortzetten van de reis, voelde het wel als de juiste beslissing. We waren deze zoektocht samen gestart, maar hadden hier beiden onze eigen motivatie voor gevonden. Nu hij er niet meer was, voelde het alsof het mijn taak was om zijn persoonlijke missie voort te zetten en gaf het een extra drijfveer om door te gaan. Sinds de rivier was er een duidelijker pad te zien tussen de bomen door. Alhoewel, pad, het was nog steeds duidelijk te zien dat er weinig natuurlijk verkeer door de bossen heen wandelde. Het was hier voornamelijk wat minder dicht bebost, waardoor ik verder vooruit kon kijken en mijn kapmesarm niet te veel in het rond hoefde te slingeren. Naast dat het een fijnere manier van lopen was, bracht het de mogelijkheid om beter in het rond te kijken. Killian was een echte bioloog, hij kon zijn enthousiasme vrijwel nooit onderdrukken wanneer we weer iets nieuws tegenkwamen. Vaak had ik niet eens door dat het landschap was veranderd, maar hij zorgde ervoor dat ik niets miste. “Jasper, kijk daar eens! Deze boom zijn we nog niet tegengekomen toch? De schors is veel ruiger dan de andere bomen hier.”
Terwijl ik ja knikte, keek ik in het rond naar de andere bomen alsof het mij nu pas opviel dat ze überhaupt een schors hadden. Ook dieren wist hij snel te spotten, of het nou om een schuw, hertachtig beest of om een klein insect die zich onder een blad verstopt had ging. Zelf genoot ik meer van de prachtige uitzichten wanneer we op hoge plateaus van rotsen stonden, of de lang verloren aanwijzingen van intelligenter leven die we sporadisch tegen het lijf liepen, maar ik kon niet ontkennen dat het scherpe oplettende oog van Killian niet zijn vruchten afworp. Veel hongerige dagen werden doorbroken door zijn fluisterende stem. “Jasper, stop, nu heel voorzichtig bewegen.” “Wat? Wat zie je?” Fluisterde ik dan terug. En hij wees dan in de verte, als een docent die met zijn laserpointer het bord aanwijst. “Ziet dat er niet uit als een heerlijke maaltijd?”
Nu Killian er niet meer was om alle opvallende dingen in de onbekende natuur aan te wijzen, betrapte ik mijzelf erop dat ik meer om mij heen keek. Normaal liep ik stevig door en kon ik mij soms zelfs irriteren aan hoe hij ons steeds ophield voor het minste of geringste, maar juist dat miste ik nu aan de tocht. Ik zag steeds beter in waarom Killian zo fanatiek was in het ontdekken van het landschap; De jungle had een magische uitstraling door zijn bemoste bomen die reusachtig boven alles uittorende. Dit was de natuur die zijn eigen gang was gegaan, hier was zij de baas. Het voelde net alsof de menselijke manier van denken er hier niet toe deed, alsof het leven hier een andere vorm van bestaan had geëvolueerd die wij als mensen niet konden bevatten. Het gaf een buitenaards gevoel. Het deed mij denken aan een paar jaar geleden, toen ik Killian voor het eerst had ontmoet. Ik was net nieuw op de school waar ik werkte als wiskunde docent en had een observatie gepland in zijn klas, waar hij trots de fraaie kneepjes van het vak Biologie aan zijn leerlingen presenteerde. Dit was de eerste les van het jaar en aan de apathische blikken naar alles behalve het schoolbord te zien, had deze klas een slechte eerste ervaring gehad met de wetenschap van het leven in de natuur.
–
“Wie hier gelooft er in buitenaards leven?” Vroeg Killian, een vraag waardoor zelfs ik mijn poging om een goede eerste indruk te maken niet meer hoefde te faken. Na een paar seconden van stilte, waarin de perplexe leerlingen zich herpakten, stak een groot deel zijn of haar hand op.
Killian wees een leerling met een opgestoken hand aan. “Kars ,” waaruit bleek dat hij de moeite had genomen om de namen van zijn klas uit zijn hoofd te leren, “wat maakt jou overtuigd daarvan?”
De jongen ging rechterop zitten. “Nou, uuhm, het universum is zo groot en wij maar zo klein, dat uuhm, ja hoe zeg je dat, het is denk ik bijna onmogelijk dat er niets is zeg maar.”
“Heel goed, dat is zeker een goede reden,” antwoorde Killian, “iemand anders?”
Een meisje achterin de klas stak haar hand op. “Er is nog zoveel niet ontdekt in het heelal en je hoort altijd over NASA enzo dat ze op zoek zijn naar bewijs van leven, waardoor ik ook wel denk dat er een redelijke kans moet zijn dat het er is, anders zouden ze er niet naar zoeken.”
“Ja, klopt inderdaad Danique, iemand anders nog?”
“Wat heeft dit met biologie te maken? Dit is toch geen sterrenkunde?” zei een ander meisje aan de andere kant van de klas.
De klas moest lachen.
“Een hele goede vraag Maja, ik wilde bijna die kant opgaan. Wat zo interessant is aan het antwoord wat Danique net gaf, is dat er inderdaad nog maar zo weinig is ontdekt van het heelal, waardoor er nog zo veel mogelijkheden zijn voor het vinden van iets. Er zijn miljoenen dingen denkbaar die daar, zo ver van onze aarde te vinden zijn en nog eens miljarden dingen die wij op dit moment niet eens kunnen bevatten. Hierdoor lijkt de zoektocht naar buitenaards leven aan de ene kant gekkenwerk, maar aan de andere kant is het een zoektocht die veel mensen triggert. Er is potentie voor al onze wildste dromen daar in die eindeloze sterrenhemel, we hoeven ze alleen nog maar te vinden.”
“Dat zal allemaal wel, maar dat geeft nog steeds geen antwoord op mijn vraag”, zei Maja.
“Ik zal naar mijn punt toegaan, ik vind het alleen erg belangrijk om hierbij stil te staan. Want hoewel ikzelf net als velen enorm gefascineerd ben door wat er allemaal om ons heen kan afspelen, voelt het alsof wij mensen een heel belangrijk gedeelte overslaan, namelijk wat onze eigen aarde wel niet allemaal te bieden heeft. En nu wil ik niet te filosofisch overkomen, daar worden jullie bij meneer de Waardt vast al mee doodgegooid,”
De klas grinnikte.
“maar ik zie die onbewustheid als een valkuil waar veel mensen wel vaker in trappen. De eindeloze mogelijkheden van de ruimte zijn erg verleidelijk, maar kunnen ook erg overweldigend zijn. Wanneer je om je heen kijkt in plaats van omhoog, kom je er snel genoeg achter dat er veel dichterbij al genoeg te zien en te beleven is, namelijk hier op aarde.”
De klas keek Killian verward, maar toch geïntrigeerd aan.
“Dat is waarom ik zo van Biologie hou, er zijn net als in het universum nog zoveel onbegane paden en onontdekte wonderen die toch relatief gezien binnen handbereik liggen. Ik wil jullie daarom graag meenemen op een aantal ontdekkingsreizen die ik over de jaren heb gemaakt, waarbij ik vaak genoeg het gevoel kreeg dat ik niet meer op de aarde stond. Plekken zo prachtig en zo divers, dat ze buitenaards mooi waren.”
–
Dit was zo’n plek. De manier waarop het zonlicht een baan werkte tussen de hoge bomen door, om een prachtige gele gloed over het junglelandschap van exotische planten en de sporadische rotspartij heen te leggen was een magisch gezicht. Daarnaast zorgde de stilte in mijn hoofd ervoor dat ik kon genieten van de omgevingsgeluiden, die het oerwoud tot leven brachten en het voorzag van een rustgevende ambiance, beter dan alle talloze uren aan junglemeditatie muziek die op het internet gevonden kunnen worden.
Het blijft een bijzonder fenomeen, de moeheid en honger die pas naar boven komen borrelen wanneer je gedachten ontdekken hoe laat het eigenlijk is. Ik vroeg mij af hoe lang je wel niet zonder rust door zou kunnen gaan als je deze gedachten wist te onderdrukken, maar voor nu was het al te laat en zette ik mijn zware rugzak tegen een rots aan die de perfecte hoogte had om zonder veel moeite op te gaan zitten. Hoe lang ik ook door deze bossen een rugzak meesleurde, mijn schouders konden maar niet aan het gewicht wennen, waardoor een gevoel van opluchting mij beviel terwijl de laatste pijnscheut zich door mijn rug heen bewoog. Na even achterover gezeten te hebben, reikte ik naar mijn tas om wat te eten te pakken. Voor onze reis hadden Killian en ik een grote hoeveelheid beef jerky gemaakt en de porties verdeelt in vacuümverpakkingen. In eerste instantie gebruikten we dit alleen als laatste redmiddel en aten we vooral wild, maar nu ik na zijn dood ook Killians deel voor mijzelf had, was ik hier wat coulanter mee omgegaan.
Terwijl ik kauwend van mijn rust genoot, keek ik goed om mij heen. Het woud begon weer wat dichter te worden dan daarnet, al hoefde ik nog steeds geen kapmes te gebruiken om een weg vrij te maken. Wel was de grond moeilijker te zien, deze stond namelijk vol met talloze lage planten. Varens die hun bladeren uitspreiden om bescherming te bieden voor het gedierte dat zich over de grond verplaatste en orchideeën die de jungle een aanlokkelijker uiterlijk gaf door hun prachtige licht roze en rode kleuren. De Heliconia plant herkende ik nu ook. Tijdens onze pauzes was dit de plant waar Killian altijd naar staarde, hoopvol afwachtend op een kolibrie die de plant zou bestuiven.
–
“Jasper kijk toch eens, fluisterde Killian, eindelijk zien we dit een keer met onze eigen ogen.”
Nieuwsgierig volgde ik zijn wijzende vinger en zag nog net een kolibrie wegvliegen van een plant.
“Ze gaan altijd zo snel. Het was ook maar een kleine Heliconia plant”, zei Killian een beetje betreurd. “Het zijn sowieso prachtige planten, maar samen met een kolibrie zijn ze toch het mooist. Als we weer een rustplek met Heliconias tegenkomen ga ik echt klaar zitten met mijn camera, dit moét ik gewoon op een foto hebben.”
–
Met een half stuk jerky in mijn mond, voelde ik weer rond in mijn tas. Nadat ik Killian had begraven op een mooie plek tussen de bomen, had ik een aantal belangrijke spullen uit zijn tas gehaald en in mijn rugzak gepropt. Dit was voornamelijk eten en drinken, maar ondanks het ruimtegebrek in mijn tas, kon ik het gewoon niet laten om zijn camera daar achter te laten. Dit was Killians meest trotse bezit, hij legde al zijn reizen altijd prachtig vast om ze later te uploaden op zijn website. Nadat ik een paar jaar geleden zijn les voor het eerst had bijgewoond, had ik deze website met bewondering bekeken. Hij was op zoveel verschrikkelijk mooie plaatsen geweest dat ik niet anders dan jaloers kon zijn. Van de prachtige sterrenhemel boven een kille woestijn tot de besneeuwde Noorse sparren belicht door het groenblauwe Noorderlicht, het bracht iets in mij naar boven wat ik niet eerder had gevoeld. Het trok mijn liefde voor mijn huidige levenswijze in kwestie; Was ik echt wel zo gelukkig als dat ik kon zijn? Ik was een dromer, maar had nooit het lef gehad om deze op een ander plek dan mijn hoofd te krijgen. Mijn baan als wiskunde docent was erg bevredigend en ik beleefde er veel plezier aan. Toch voelde het alsof er een andere bestemming voor mij was weggelegd, ik moest alleen nog de juiste route vinden. De woorden van Killian in zijn Biologieles gaven mij een optimistische leidraad, de wereld had zoveel te bieden, het was aan mij om een keuze te maken en vast te houden aan mijn enthousiasme. De eerstvolgende keer dat ik Killian zag op ons werk had ik hem aangesproken en hem bedankt voor de les. Ik vertelde hem dat ik niet had verwacht dat een observatie mij zo had kunnen raken en ik vroeg hem naar zijn mooie reizen. We hadden direct een goed gesprek en voor ik het wist zat ik bij Killian thuis aan tafel om aandachtig naar al zijn verhalen te luisteren. We werden vrienden, beste vrienden en brachten veel dagen met elkaar door. Het duurde daarom niet lang voordat het idee van een tweepersoons-ontdekkingsreis op tafel lag en wij al onze vrije tijd spendeerden aan het plannen hiervan. Hierdoor trokken we dichter naar elkaar toe, werden onze motieven steeds duidelijker en onze gesprekken dieper.
–
“Waarom wil jij deze reis maken?” vroeg Killian opeens.
We waren bezig met ons startpunt bepalen voor een reis naar Laos, waar we de natuur wilde ontdekken om en op de bergen in het noorden van het land. Hoewel ik de vraag niet aan zag komen, wist ik wel dat er iets was; Ik had de starende ogen van Killian gevoeld, maar had dit genegeerd om een mogelijke confrontatie uit de weg te gaan.
“Wat bedoel je?” antwoorde ik.
“Nou gewoon, wat heeft ervoor gezorgd dat jij nu hier zit en met mij een reis aan het uitstippelen bent?”
“Uhm…”. Om eerlijk te zijn had ik hier geen antwoord op. Ik voelde wel iets, maar wist dit niet in woorden te beschrijven. “Als ik kijk naar al die mooie reizen die jij hebt gemaakt, wil ik dat ook. Ik heb nog nooit zoiets gedaan en dat vind ik jammer,” antwoorde ik, alleen kon ik mijn enthousiasme niet goed verpakken in dit antwoord, iets wat Killian wel opgemerkt moest hebben.
“Is dat wat jou echt gelukkig maakt, mijn voetstappen volgen?” vroeg Killian.
Nu keek ik hem wel aan.
“Pardon? Wat weet jij nou van mijn geluk? Ik weet zelf toch wel wat ik wil? Dat jij iets hebt gedaan betekent niet dat niemand anders daar voldoening uit kan halen,” antwoorde ik geïrriteerd.
“Want je eigen geluk achterna gaan is je altijd al goed afgegaan zeker?” bracht Killian cynisch uit, maar nog voordat het laatste woord zijn mond had verlaten kon ik de spijt op zijn gezicht aflezen. Ik keek hem strak aan, wat wilde hij nou van mij? Waar bemoeit hij zich in godsnaam mee? Zonder nog een woord te zeggen sloeg ik de laptop waar ik op werkte dicht en stond ik op.
“Jasper, wacht nou, zo bedoelde ik het niet, ik wil gewoon dat je deze reis niet voor mij maakt, maar echt voor je zelf,” zei Killian tegen mijn rug. “Ik wil niet dat je jouw geluk op een verkeerde plek zoekt en dat je tijdens onze reis erachter komt dat dit niet de weg is die je had moeten bewandelen. Het zou mij pijn doen om je zo te zien Jasper, dat kan ik je niet laten doen.”
“Wat ben je toch een narcistische lul Killian, om te denken dat dit allemaal om jou draait,” zei ik terwijl ik mij omdraaide, “weet je wat? Ik zal je die pijn besparen. Ik heb jou helemaal niet nodig om op reis te gaan.” Om een of andere reden was deze uitspraak hetgeen wat mij de meeste pijn veroorzaakte. Niet Kilians scherpe vraag, niet zijn cynische opmerking, maar mijn eigen afwijzende opmerking. Ondanks dat deze opmerking gericht was aan Killian, voelde dit als een veroordeling van mijzelf. Ik wist wel dat hij mij alleen maar probeerde te helpen, ik wist dat hij gelijk had, ik durfde het alleen niet toe te geven. Ik stond op de rand van een ravijn en ik moest de sprong in het diepe wagen, dat was mijn weg naar geluk. Killian stond daar om mij op te vangen, om mij in zijn armen te sluiten en terwijl ik daar neerslachtig in zijn deuropening stond was dat ook precies wat hij deed. Zo stonden we daar een aantal minuten, zijn armen om mij heen, mijne om hem, mijn gezicht op zijn schouder, waar ik een aantal zachte tranen achterliet. Ik draaide mijn hoofd verder naar hem toe en waagde de sprong in het diepe. “Ik hou van je…” fluisterde ik in zijn oor.
–
Door de ingezoomde lens van de camera zag ik hoe mooi de Heliconia plant wel niet was. De rode bloemen met hun groene randen en gele stempels deden mij denken aan de snavel van een toekan, zelfs de vorm had hier veel van weg. Killian had mij veel uitgelegd over fotografie, maar het daadwerkelijk vasthouden van een camera was toch lastiger dan ik had verwacht. Het had even geduurd tot ik een mooi scherp beeld kreeg en ik klaar zat voor een kolibrie om naar zijn feestmaal te vliegen. Mijn grootste probleem was nog wel mijn geduld. Killian kon minutenlang in dezelfde positie gefocust door de lens kijken, ik kreeg al kriebel in mijn buik als ik ernaar keek. Toch hield ik het voor hem langer vol en keek ik pas weer op toen ik de plant ongeveer tien minuten in de gaten had gehouden. Alsof ik net een paar minuten geleden mijn bed uit was gestapt, strekte ik mij uit en probeerde ik tevergeefs een gaap te onderdrukken, waardoor mijn ogen alleen maar meer begonnen te tranen dan als ik de geeuw gewoon had laten gaan. Aan de lucht te zien werd het ook al later, dus besloot ik in de nu nog schemer-loze minuten een laatste poging te wagen om een mooi plaatje te schieten. Voordat ik weer geconcentreerd plaatsnam achter de camera, schudde ik nog wat energie uit mijn lichaam om mij klaar te maken voor het bewegingsloze afwachten. Mijn rust werd na een tijdje beloond, want daar was het opeens, een kolibrie op zoek naar nectar. Mijn hartslag ging omhoog, juist wanneer het er toe deed kon ik niet rustig blijven. Ik dacht terug aan het moment dat ik dat monster door zijn kop had geschoten in een poging mijzelf, maar vooral Killian te redden. Natuurlijk hing er veel minder af van deze foto en kon ik het altijd op een andere dag nog een keer proberen, echter bracht specifiek dit moment mij terug naar diezelfde soort spanning in mijn lichaam, een onaangenaam passende gelijkenis. De Kolibrie hing met zijn beroemde vlotte vleugelslag voor de prachtige Heliconia, die zoals Killian al zei, veel mooier leek met zo’n prachtig groen, blauw beestje in beeld. Terwijl het zoemende vogeltje zijn lange snavel de bloem in stak, drukte ik nerveus op de ontspanknop van de camera. Klik. Terwijl de kolibrie wegvloog opzoek naar zijn tweede gang, blies ik mijn ingehouden adem uit mijn longen om weer tot rust te komen. Ik keek naar het eindresultaat; Een prachtige actiefoto van de blauw groene vogel die met zijn zwiepende vleugels voor de “toekanbek” hing en met zijn gekromde snavel de gele stempel leegdronk. Mijn ogen schoten vol met tranen, toch ontstond er een glimlach op mijn gezicht. Nu voelde het alsof Killian er nog steeds was, dit was zijn foto, zijn laatste boodschap aan mij. Het vertelde mij dat ik door kon gaan, dat ik de kracht had om gelukkig te zijn; Hij had het mij geleerd. De tranen op mijn gezicht lieten geen verdrietige residuen meer achter, maar zaten vol vreugde. De tijd die ik heb kunnen doorbrengen met Killian was zo mooi en waardevol, dat ik alleen nog maar met een verblijdend gevoel terug kon kijken op onze herinneringen. Deze foto en al die herinneringen konden samen met zijn prachtige verhalen voortleven in mijn hoofd. Hierdoor stond hij nog altijd voor mij klaar om mij op te vangen, daar, in de diepte van het ravijn.
Zoek naar berichten
Volg Pop Fictie
Meer Pop Fictie
Binnenkort meer
Lees mijn blog!
Binnenkort meer
De Kolibrie
Een gevoel van opluchting viel over mij heen. Mijn oren hadden mij niet bedrogen, ik was eindelijk bij een riviertje aangekomen. In mijn herinnering was een fata morgana alleen een optische illusie, toch was ik sceptisch toen ik het water in de verte hoorde stromen. De dagen van droogte waren zwaar geweest, al helemaal nadat ik mijn veldfles had omgekeerd en toch echt de laatste druppel in mijn keel had laten glijden. Ik likte mijn schrale lippen en liep zo snel als mijn benen mij nog toelieten richting het hemelse brouwsel dat onmisbaar was op mijn reis. Killian en ik hadden veel gevaren getrotseerd tijdens onze ontdekkingstocht, maar niets had mij zo gesloopt als het ontbreken van water. Wellicht had de dood van Killian hier grotendeels mee te maken, hij was bij vele obstakels mijn rots in de branding geweest. Ik zakte neer op mijn knieën, die twee centimeter de drassige grond inzakte door het gewicht van mij en mijn bagage. Zonder geduld gebruikte ik mijn handen om het water naar mijn mond te brengen, terwijl mijn veldfles vergeten aan de zijkant van mijn rugzak bungelde. Ik dronk gretig, alsof ik bang was dat de rivier voor mijn ogen zou verdwijnen en verslikte mij in een grote slok. Proestend draaide ik mij op mijn rug zodat ik tegen mijn rugzak aan kon leunen. Toen het laatste water mijn luchtpijp uit was geschoten, nam ik eindelijk de tijd om even tot rust te komen. Het waren een hectische paar dagen geweest en er was iets aan het geluid van het kabbelende water en het uitzicht op de heldere blauwe lucht die mij hierbij stil liet staan. Een paar seconden alleen in mijn gedachten waren genoeg om dikke tranen over mijn wangen te laten rollen. Het was alweer een week geleden dat Killian gegrepen werd door dat monster en ik hem tevergeefs had proberen te redden door het beest door zijn kop te schieten. Ik zag hem nog liggen, bewegingsloos in een plas van zijn eigen bloed, zijn outfit gescheurd waardoor de diepe wonden op zijn borst en buik blootlagen aan de duisternis van de nacht. Het was die dag snel donker geworden en we liepen met onze zaklampen naar voren gericht door het oerwoud op zoek naar een goede rustplek. We hoorden de hele avond al onheilspellende geluiden om ons heen, maar besteedde hier niet meer aandacht aan dan normaal. Een plotselinge kreet vlak achter ons bracht hier verandering in, maar voordat we ons om konden draaien en met het licht van onze zaklampen het beest konden onderscheiden van zijn donkere achtergrond, had het Killian omver gesprongen en bleef het hijgend boven hem hangen. Terwijl ik mijn wapen op het beest richtte, slaakte het een bloeddorstige brul en begon het Killian aan te vallen met zijn reusachtige klauwen. Mijn eerste schot raakte het in zijn schoft, waardoor het achteruit deinsde en mij recht aankeek. De aanvaller was een katachtige, groter dan ik ooit had gezien. Toch was het bedreven om sluw in de schaduwen van de jungle zijn prooi te besluipen, zo vaardig dat het zelfs nu, in het licht van mijn zaklamp, zich grotendeels wist te verschuilen voor de oplettende klokkenluiders in de bomen van het woud. Wat het ook mocht zijn, zijn klauwen en tanden waren al reden genoeg om de cynische grijns van zijn kop af te schieten. Ik twijfelde geen seconde en terwijl het monster mijn kant op snelde, maakte ik een einde aan zijn jacht.
We waren voor ons vertrek gewaarschuwd voor verborgen dreigingen, en hoewel we voldoende verdedigingsmiddelen mee hadden genomen op onze zoektocht, kon het gevaar nog altijd op de loer liggen en onverwachts gebruik maken van onze onoplettendheid. Maandenlang hadden we niets anders voorbij zien komen dan gedierte dat banger was voor ons dan wij voor hen. Wij waren de jagers, niet de gejaagden. Onze zelfverzekerdheid was stilletjes omgeslagen in roekeloosheid, waar Killian de hoogste prijs voor had betaald. Als een kaaiman gegrepen door een sluipende panter, bleek de top van de voedselketen tot de hardste val te leiden. Ik had een angst gevoeld die ik niet meer kende, geen gezonde spanning, nee, een spanning die mij verbond aan miljoenen jaren van evolutie, een spanning die mij in een trance bracht waar ik hier, zittend op de zachte natte grond naast de rivier eindelijk uit wist te ontsnappen. De behoefte aan water had mij in een constante overlevingsstand gehouden, waarbij angst en woede de enige emoties waren die ontglipten aan de suppressie van mijn ware gevoelens. Hoe confronterend deze ook waren, het omarmen van de rouw die ik voelde had een opluchtend effect, alsof de ballast die ik meedroeg door mijn tranen wegspoelden en slechts een licht overblijfsel van zout achterliet op mijn gezicht.
Ik draaide naar de rivier toe en deed een poging om de zoute residuen van mijn gezicht te wassen. Dit was de opfrissing die ik nodig had en na nog wat gedronken te hebben en mijn verwaarloosde veldfles weer een betekenis te hebben gegeven, stond ik met goede moed op om weer door te gaan. Wel opende ik eerst nog mijn rugzak en haalde ik langzaam een tweede veldfles tevoorschijn. Terwijl ik bezig was om deze te vullen, voelde ik weer verdriet opkomen, echter werd dit grotendeels overstemd door de waardering die ik voelde voor Killian. Hij wilde dat ik door zou gaan, hier hadden we het aan het begin van onze reis, toen we nog niet zo zeker waren van onze overlevingskans, nog over gehad. Toch kon ik mijn teleurstelling niet onderdrukken; Wat was deze ervaring nog waard nu ik het niet meer kon delen met mijn beste vriend?
Vasthoudend aan Killians ambitieuze visie, liep ik kordaat door. Hoewel ik nog steeds een grote bedroefdheid ervoer voor het in mijn eentje voortzetten van de reis, voelde het wel als de juiste beslissing. We waren deze zoektocht samen gestart, maar hadden hier beiden onze eigen motivatie voor gevonden. Nu hij er niet meer was, voelde het alsof het mijn taak was om zijn persoonlijke missie voort te zetten en gaf het een extra drijfveer om door te gaan. Sinds de rivier was er een duidelijker pad te zien tussen de bomen door. Alhoewel, pad, het was nog steeds duidelijk te zien dat er weinig natuurlijk verkeer door de bossen heen wandelde. Het was hier voornamelijk wat minder dicht bebost, waardoor ik verder vooruit kon kijken en mijn kapmesarm niet te veel in het rond hoefde te slingeren. Naast dat het een fijnere manier van lopen was, bracht het de mogelijkheid om beter in het rond te kijken. Killian was een echte bioloog, hij kon zijn enthousiasme vrijwel nooit onderdrukken wanneer we weer iets nieuws tegenkwamen. Vaak had ik niet eens door dat het landschap was veranderd, maar hij zorgde ervoor dat ik niets miste. “Jasper, kijk daar eens! Deze boom zijn we nog niet tegengekomen toch? De schors is veel ruiger dan de andere bomen hier.”
Terwijl ik ja knikte, keek ik in het rond naar de andere bomen alsof het mij nu pas opviel dat ze überhaupt een schors hadden. Ook dieren wist hij snel te spotten, of het nou om een schuw, hertachtig beest of om een klein insect die zich onder een blad verstopt had ging. Zelf genoot ik meer van de prachtige uitzichten wanneer we op hoge plateaus van rotsen stonden, of de lang verloren aanwijzingen van intelligenter leven die we sporadisch tegen het lijf liepen, maar ik kon niet ontkennen dat het scherpe oplettende oog van Killian niet zijn vruchten afworp. Veel hongerige dagen werden doorbroken door zijn fluisterende stem. “Jasper, stop, nu heel voorzichtig bewegen.” “Wat? Wat zie je?” Fluisterde ik dan terug. En hij wees dan in de verte, als een docent die met zijn laserpointer het bord aanwijst. “Ziet dat er niet uit als een heerlijke maaltijd?”
Nu Killian er niet meer was om alle opvallende dingen in de onbekende natuur aan te wijzen, betrapte ik mijzelf erop dat ik meer om mij heen keek. Normaal liep ik stevig door en kon ik mij soms zelfs irriteren aan hoe hij ons steeds ophield voor het minste of geringste, maar juist dat miste ik nu aan de tocht. Ik zag steeds beter in waarom Killian zo fanatiek was in het ontdekken van het landschap; De jungle had een magische uitstraling door zijn bemoste bomen die reusachtig boven alles uittorende. Dit was de natuur die zijn eigen gang was gegaan, hier was zij de baas. Het voelde net alsof de menselijke manier van denken er hier niet toe deed, alsof het leven hier een andere vorm van bestaan had geëvolueerd die wij als mensen niet konden bevatten. Het gaf een buitenaards gevoel. Het deed mij denken aan een paar jaar geleden, toen ik Killian voor het eerst had ontmoet. Ik was net nieuw op de school waar ik werkte als wiskunde docent en had een observatie gepland in zijn klas, waar hij trots de fraaie kneepjes van het vak Biologie aan zijn leerlingen presenteerde. Dit was de eerste les van het jaar en aan de apathische blikken naar alles behalve het schoolbord te zien, had deze klas een slechte eerste ervaring gehad met de wetenschap van het leven in de natuur.
–
“Wie hier gelooft er in buitenaards leven?” Vroeg Killian, een vraag waardoor zelfs ik mijn poging om een goede eerste indruk te maken niet meer hoefde te faken. Na een paar seconden van stilte, waarin de perplexe leerlingen zich herpakten, stak een groot deel zijn of haar hand op.
Killian wees een leerling met een opgestoken hand aan. “Kars ,” waaruit bleek dat hij de moeite had genomen om de namen van zijn klas uit zijn hoofd te leren, “wat maakt jou overtuigd daarvan?”
De jongen ging rechterop zitten. “Nou, uuhm, het universum is zo groot en wij maar zo klein, dat uuhm, ja hoe zeg je dat, het is denk ik bijna onmogelijk dat er niets is zeg maar.”
“Heel goed, dat is zeker een goede reden,” antwoorde Killian, “iemand anders?”
Een meisje achterin de klas stak haar hand op. “Er is nog zoveel niet ontdekt in het heelal en je hoort altijd over NASA enzo dat ze op zoek zijn naar bewijs van leven, waardoor ik ook wel denk dat er een redelijke kans moet zijn dat het er is, anders zouden ze er niet naar zoeken.”
“Ja, klopt inderdaad Danique, iemand anders nog?”
“Wat heeft dit met biologie te maken? Dit is toch geen sterrenkunde?” zei een ander meisje aan de andere kant van de klas.
De klas moest lachen.
“Een hele goede vraag Maja, ik wilde bijna die kant opgaan. Wat zo interessant is aan het antwoord wat Danique net gaf, is dat er inderdaad nog maar zo weinig is ontdekt van het heelal, waardoor er nog zo veel mogelijkheden zijn voor het vinden van iets. Er zijn miljoenen dingen denkbaar die daar, zo ver van onze aarde te vinden zijn en nog eens miljarden dingen die wij op dit moment niet eens kunnen bevatten. Hierdoor lijkt de zoektocht naar buitenaards leven aan de ene kant gekkenwerk, maar aan de andere kant is het een zoektocht die veel mensen triggert. Er is potentie voor al onze wildste dromen daar in die eindeloze sterrenhemel, we hoeven ze alleen nog maar te vinden.”
“Dat zal allemaal wel, maar dat geeft nog steeds geen antwoord op mijn vraag”, zei Maja.
“Ik zal naar mijn punt toegaan, ik vind het alleen erg belangrijk om hierbij stil te staan. Want hoewel ikzelf net als velen enorm gefascineerd ben door wat er allemaal om ons heen kan afspelen, voelt het alsof wij mensen een heel belangrijk gedeelte overslaan, namelijk wat onze eigen aarde wel niet allemaal te bieden heeft. En nu wil ik niet te filosofisch overkomen, daar worden jullie bij meneer de Waardt vast al mee doodgegooid,”
De klas grinnikte.
“maar ik zie die onbewustheid als een valkuil waar veel mensen wel vaker in trappen. De eindeloze mogelijkheden van de ruimte zijn erg verleidelijk, maar kunnen ook erg overweldigend zijn. Wanneer je om je heen kijkt in plaats van omhoog, kom je er snel genoeg achter dat er veel dichterbij al genoeg te zien en te beleven is, namelijk hier op aarde.”
De klas keek Killian verward, maar toch geïntrigeerd aan.
“Dat is waarom ik zo van Biologie hou, er zijn net als in het universum nog zoveel onbegane paden en onontdekte wonderen die toch relatief gezien binnen handbereik liggen. Ik wil jullie daarom graag meenemen op een aantal ontdekkingsreizen die ik over de jaren heb gemaakt, waarbij ik vaak genoeg het gevoel kreeg dat ik niet meer op de aarde stond. Plekken zo prachtig en zo divers, dat ze buitenaards mooi waren.”
–
Dit was zo’n plek. De manier waarop het zonlicht een baan werkte tussen de hoge bomen door, om een prachtige gele gloed over het junglelandschap van exotische planten en de sporadische rotspartij heen te leggen was een magisch gezicht. Daarnaast zorgde de stilte in mijn hoofd ervoor dat ik kon genieten van de omgevingsgeluiden, die het oerwoud tot leven brachten en het voorzag van een rustgevende ambiance, beter dan alle talloze uren aan junglemeditatie muziek die op het internet gevonden kunnen worden.
Het blijft een bijzonder fenomeen, de moeheid en honger die pas naar boven komen borrelen wanneer je gedachten ontdekken hoe laat het eigenlijk is. Ik vroeg mij af hoe lang je wel niet zonder rust door zou kunnen gaan als je deze gedachten wist te onderdrukken, maar voor nu was het al te laat en zette ik mijn zware rugzak tegen een rots aan die de perfecte hoogte had om zonder veel moeite op te gaan zitten. Hoe lang ik ook door deze bossen een rugzak meesleurde, mijn schouders konden maar niet aan het gewicht wennen, waardoor een gevoel van opluchting mij beviel terwijl de laatste pijnscheut zich door mijn rug heen bewoog. Na even achterover gezeten te hebben, reikte ik naar mijn tas om wat te eten te pakken. Voor onze reis hadden Killian en ik een grote hoeveelheid beef jerky gemaakt en de porties verdeelt in vacuümverpakkingen. In eerste instantie gebruikten we dit alleen als laatste redmiddel en aten we vooral wild, maar nu ik na zijn dood ook Killians deel voor mijzelf had, was ik hier wat coulanter mee omgegaan.
Terwijl ik kauwend van mijn rust genoot, keek ik goed om mij heen. Het woud begon weer wat dichter te worden dan daarnet, al hoefde ik nog steeds geen kapmes te gebruiken om een weg vrij te maken. Wel was de grond moeilijker te zien, deze stond namelijk vol met talloze lage planten. Varens die hun bladeren uitspreiden om bescherming te bieden voor het gedierte dat zich over de grond verplaatste en orchideeën die de jungle een aanlokkelijker uiterlijk gaf door hun prachtige licht roze en rode kleuren. De Heliconia plant herkende ik nu ook. Tijdens onze pauzes was dit de plant waar Killian altijd naar staarde, hoopvol afwachtend op een kolibrie die de plant zou bestuiven.
–
“Jasper kijk toch eens, fluisterde Killian, eindelijk zien we dit een keer met onze eigen ogen.”
Nieuwsgierig volgde ik zijn wijzende vinger en zag nog net een kolibrie wegvliegen van een plant.
“Ze gaan altijd zo snel. Het was ook maar een kleine Heliconia plant”, zei Killian een beetje betreurd. “Het zijn sowieso prachtige planten, maar samen met een kolibrie zijn ze toch het mooist. Als we weer een rustplek met Heliconias tegenkomen ga ik echt klaar zitten met mijn camera, dit moét ik gewoon op een foto hebben.”
–
Met een half stuk jerky in mijn mond, voelde ik weer rond in mijn tas. Nadat ik Killian had begraven op een mooie plek tussen de bomen, had ik een aantal belangrijke spullen uit zijn tas gehaald en in mijn rugzak gepropt. Dit was voornamelijk eten en drinken, maar ondanks het ruimtegebrek in mijn tas, kon ik het gewoon niet laten om zijn camera daar achter te laten. Dit was Killians meest trotse bezit, hij legde al zijn reizen altijd prachtig vast om ze later te uploaden op zijn website. Nadat ik een paar jaar geleden zijn les voor het eerst had bijgewoond, had ik deze website met bewondering bekeken. Hij was op zoveel verschrikkelijk mooie plaatsen geweest dat ik niet anders dan jaloers kon zijn. Van de prachtige sterrenhemel boven een kille woestijn tot de besneeuwde Noorse sparren belicht door het groenblauwe Noorderlicht, het bracht iets in mij naar boven wat ik niet eerder had gevoeld. Het trok mijn liefde voor mijn huidige levenswijze in kwestie; Was ik echt wel zo gelukkig als dat ik kon zijn? Ik was een dromer, maar had nooit het lef gehad om deze op een ander plek dan mijn hoofd te krijgen. Mijn baan als wiskunde docent was erg bevredigend en ik beleefde er veel plezier aan. Toch voelde het alsof er een andere bestemming voor mij was weggelegd, ik moest alleen nog de juiste route vinden. De woorden van Killian in zijn Biologieles gaven mij een optimistische leidraad, de wereld had zoveel te bieden, het was aan mij om een keuze te maken en vast te houden aan mijn enthousiasme. De eerstvolgende keer dat ik Killian zag op ons werk had ik hem aangesproken en hem bedankt voor de les. Ik vertelde hem dat ik niet had verwacht dat een observatie mij zo had kunnen raken en ik vroeg hem naar zijn mooie reizen. We hadden direct een goed gesprek en voor ik het wist zat ik bij Killian thuis aan tafel om aandachtig naar al zijn verhalen te luisteren. We werden vrienden, beste vrienden en brachten veel dagen met elkaar door. Het duurde daarom niet lang voordat het idee van een tweepersoons-ontdekkingsreis op tafel lag en wij al onze vrije tijd spendeerden aan het plannen hiervan. Hierdoor trokken we dichter naar elkaar toe, werden onze motieven steeds duidelijker en onze gesprekken dieper.
–
“Waarom wil jij deze reis maken?” vroeg Killian opeens.
We waren bezig met ons startpunt bepalen voor een reis naar Laos, waar we de natuur wilde ontdekken om en op de bergen in het noorden van het land. Hoewel ik de vraag niet aan zag komen, wist ik wel dat er iets was; Ik had de starende ogen van Killian gevoeld, maar had dit genegeerd om een mogelijke confrontatie uit de weg te gaan.
“Wat bedoel je?” antwoorde ik.
“Nou gewoon, wat heeft ervoor gezorgd dat jij nu hier zit en met mij een reis aan het uitstippelen bent?”
“Uhm…”. Om eerlijk te zijn had ik hier geen antwoord op. Ik voelde wel iets, maar wist dit niet in woorden te beschrijven. “Als ik kijk naar al die mooie reizen die jij hebt gemaakt, wil ik dat ook. Ik heb nog nooit zoiets gedaan en dat vind ik jammer,” antwoorde ik, alleen kon ik mijn enthousiasme niet goed verpakken in dit antwoord, iets wat Killian wel opgemerkt moest hebben.
“Is dat wat jou echt gelukkig maakt, mijn voetstappen volgen?” vroeg Killian.
Nu keek ik hem wel aan.
“Pardon? Wat weet jij nou van mijn geluk? Ik weet zelf toch wel wat ik wil? Dat jij iets hebt gedaan betekent niet dat niemand anders daar voldoening uit kan halen,” antwoorde ik geïrriteerd.
“Want je eigen geluk achterna gaan is je altijd al goed afgegaan zeker?” bracht Killian cynisch uit, maar nog voordat het laatste woord zijn mond had verlaten kon ik de spijt op zijn gezicht aflezen. Ik keek hem strak aan, wat wilde hij nou van mij? Waar bemoeit hij zich in godsnaam mee? Zonder nog een woord te zeggen sloeg ik de laptop waar ik op werkte dicht en stond ik op.
“Jasper, wacht nou, zo bedoelde ik het niet, ik wil gewoon dat je deze reis niet voor mij maakt, maar echt voor je zelf,” zei Killian tegen mijn rug. “Ik wil niet dat je jouw geluk op een verkeerde plek zoekt en dat je tijdens onze reis erachter komt dat dit niet de weg is die je had moeten bewandelen. Het zou mij pijn doen om je zo te zien Jasper, dat kan ik je niet laten doen.”
“Wat ben je toch een narcistische lul Killian, om te denken dat dit allemaal om jou draait,” zei ik terwijl ik mij omdraaide, “weet je wat? Ik zal je die pijn besparen. Ik heb jou helemaal niet nodig om op reis te gaan.” Om een of andere reden was deze uitspraak hetgeen wat mij de meeste pijn veroorzaakte. Niet Kilians scherpe vraag, niet zijn cynische opmerking, maar mijn eigen afwijzende opmerking. Ondanks dat deze opmerking gericht was aan Killian, voelde dit als een veroordeling van mijzelf. Ik wist wel dat hij mij alleen maar probeerde te helpen, ik wist dat hij gelijk had, ik durfde het alleen niet toe te geven. Ik stond op de rand van een ravijn en ik moest de sprong in het diepe wagen, dat was mijn weg naar geluk. Killian stond daar om mij op te vangen, om mij in zijn armen te sluiten en terwijl ik daar neerslachtig in zijn deuropening stond was dat ook precies wat hij deed. Zo stonden we daar een aantal minuten, zijn armen om mij heen, mijne om hem, mijn gezicht op zijn schouder, waar ik een aantal zachte tranen achterliet. Ik draaide mijn hoofd verder naar hem toe en waagde de sprong in het diepe. “Ik hou van je…” fluisterde ik in zijn oor.
–
Door de ingezoomde lens van de camera zag ik hoe mooi de Heliconia plant wel niet was. De rode bloemen met hun groene randen en gele stempels deden mij denken aan de snavel van een toekan, zelfs de vorm had hier veel van weg. Killian had mij veel uitgelegd over fotografie, maar het daadwerkelijk vasthouden van een camera was toch lastiger dan ik had verwacht. Het had even geduurd tot ik een mooi scherp beeld kreeg en ik klaar zat voor een kolibrie om naar zijn feestmaal te vliegen. Mijn grootste probleem was nog wel mijn geduld. Killian kon minutenlang in dezelfde positie gefocust door de lens kijken, ik kreeg al kriebel in mijn buik als ik ernaar keek. Toch hield ik het voor hem langer vol en keek ik pas weer op toen ik de plant ongeveer tien minuten in de gaten had gehouden. Alsof ik net een paar minuten geleden mijn bed uit was gestapt, strekte ik mij uit en probeerde ik tevergeefs een gaap te onderdrukken, waardoor mijn ogen alleen maar meer begonnen te tranen dan als ik de geeuw gewoon had laten gaan. Aan de lucht te zien werd het ook al later, dus besloot ik in de nu nog schemer-loze minuten een laatste poging te wagen om een mooi plaatje te schieten. Voordat ik weer geconcentreerd plaatsnam achter de camera, schudde ik nog wat energie uit mijn lichaam om mij klaar te maken voor het bewegingsloze afwachten. Mijn rust werd na een tijdje beloond, want daar was het opeens, een kolibrie op zoek naar nectar. Mijn hartslag ging omhoog, juist wanneer het er toe deed kon ik niet rustig blijven. Ik dacht terug aan het moment dat ik dat monster door zijn kop had geschoten in een poging mijzelf, maar vooral Killian te redden. Natuurlijk hing er veel minder af van deze foto en kon ik het altijd op een andere dag nog een keer proberen, echter bracht specifiek dit moment mij terug naar diezelfde soort spanning in mijn lichaam, een onaangenaam passende gelijkenis. De Kolibrie hing met zijn beroemde vlotte vleugelslag voor de prachtige Heliconia, die zoals Killian al zei, veel mooier leek met zo’n prachtig groen, blauw beestje in beeld. Terwijl het zoemende vogeltje zijn lange snavel de bloem in stak, drukte ik nerveus op de ontspanknop van de camera. Klik. Terwijl de kolibrie wegvloog opzoek naar zijn tweede gang, blies ik mijn ingehouden adem uit mijn longen om weer tot rust te komen. Ik keek naar het eindresultaat; Een prachtige actiefoto van de blauw groene vogel die met zijn zwiepende vleugels voor de “toekanbek” hing en met zijn gekromde snavel de gele stempel leegdronk. Mijn ogen schoten vol met tranen, toch ontstond er een glimlach op mijn gezicht. Nu voelde het alsof Killian er nog steeds was, dit was zijn foto, zijn laatste boodschap aan mij. Het vertelde mij dat ik door kon gaan, dat ik de kracht had om gelukkig te zijn; Hij had het mij geleerd. De tranen op mijn gezicht lieten geen verdrietige residuen meer achter, maar zaten vol vreugde. De tijd die ik heb kunnen doorbrengen met Killian was zo mooi en waardevol, dat ik alleen nog maar met een verblijdend gevoel terug kon kijken op onze herinneringen. Deze foto en al die herinneringen konden samen met zijn prachtige verhalen voortleven in mijn hoofd. Hierdoor stond hij nog altijd voor mij klaar om mij op te vangen, daar, in de diepte van het ravijn.
Goed geschreven en een mooi einde. Ben erg benieuwd naar de volgende Pop fictie!
Hey Matthijs, thanks voor het compliment! Leuk om te horen 🙂