Sic Parvis Magna


Het gebrek aan een wekker bij mijn ontwaking was apart, ik was niets anders gewend dan het schelle geluid van mijn telefoon die met mijn favoriete nummer van een paar maanden geleden mijn dag startte. Hoe laat zou het zijn? Ik was te lui om mijn ogen te openen en het uit te zoeken, een staat die ik maar een aantal seconden volhield voordat een nervositeitsscheut mij overeind liet schieten; was ik misschien door mijn wekker heen geslapen? De schrik opende mijn ogen, wat direct werd afgestraft door een ongelooflijk fel licht die als een dolk mijn grote pupillen binnenstak, een pijn die eigenlijk niet pijnlijk was, gewoon ontzettend irritant. Terwijl ik mijn ogen dichtkneep en een poging waagde om het licht te compenseren door met mijn handen in mijn ogen te wrijven, was het al via mijn ogen mijn hersenen binnengedrongen om daar de eerste neuronen aan te wakkeren; De rest zou pas functioneren na de eerste slok koffie. Toch was het genoeg om een paar realisaties over mij heen te laten vallen. Ik had mijn rolgordijn toch dichtgedaan? Dat deed ik altijd, waar kwam dat licht vandaan? Dit was niet het enige wat niet klopte, zo voelde ik mijn warme dekbed niet meer om mij heen, en bleek mijn all-seasons pyjama bestaande uit een slaapbroekje toch erg koud. Tevens voelde mijn bed harder aan dan wanneer ik deze had getest bij de Ikea. Was het uitgebreid uittesten van verscheidene boxsprings om maar van de zachtste en meest comfortabele slaapervaring te kunnen genieten toch niet zo zinvol geweest. Nee, hier was meer aan de hand, dit was mijn kamer niet.

Langzaam deed ik een tweede poging om mijn ogen te openen. Hoe voorbereid ik ook was op wat er zou komen, het licht was nog altijd even onaangenaam en het duurde een goede twee minuten voordat ik ze zo ver open kon zetten dat ik de omgeving in mij op kon nemen. Ik bevond mij middenin een kamer waarvan de muren, het plafond en de vloer compleet wit waren, zo perfect als de tanden van een model in een tandpasta reclame, onnatuurlijk wit. Dit verklaarde ook waarom het licht zo uitermate fel was, alhoewel ik de bron hiervan nog niet kon bespeuren. Nee, de kamer had niets, was helemaal leeg, afgezien van ik die verward in het rond keek en niet kon bevatten waar ik was beland. Ik voelde mij een indringer, de kamer was zo brandschoon dat alleen mijn aanwezigheid al vies aanvoelde. Toch voelde het ook weer vertrouwd, alsof ik hier hoorde te zijn, alsof dit ondanks het gemis van mijn bed en al mijn andere spullen toch mijn kamer was. Ik stond moeizaam op, de vloer voelde hard aan en zat niet bepaald comfortabel. Mijn armen strekte ik uit naar het plafond, net als in de kamer waarin ik had verwacht te ontwaken kon ik deze niet aanraken, dus begaf ik mij naar de muur voor mij. Ik weet niet wat ik had verwacht, maar de muur voelde net zo aan als dat het eruit zag, hard en koud. Met een hand tegen de koude kille wand liep ik de kamer rond, op zoek naar een plek waar de muur uit een deur zou bestaan. Eigenlijk liep ik de kamer twee keer rond, want nadat ik vier wanden had afgetast en niet had gevonden wat ik zocht maakte ik mijzelf wijs dat ik vast niet goed geteld had. In mijn achterhoofd wist ik heus wel dat het niet klopte, maar het besef dat ik de kamer niet uit zou kunnen komen stelde ik liever nog even uit. 

Dat besef kwam er niet veel later echter wel en kickte hard in ook. Het was alsof ik nu pas echt wakker was, geen moment had ik verwacht dat ik hier vast zou zitten. Toch als ik nu terugdacht had ik al veel eerder deze stress moeten voelen, wonderbaarlijk hoe pas bij het gebrek aan een uitweg de gedachte kwam opzetten hoe abnormaal en benauwend deze situatie wel niet was. Waar was ik? Was ik dood? Ondanks dat de ruimte een standaard witte hemelschone uitstraling had, voelde de eenzame opsluiting eerder als een hel. Misschien was dat ook het doel, dat de onzekerheid over jouw toelating tot het beloofde land de daadwerkelijke kwelling van de onderwereld was. Een droom was het niet, daar voelde ik mij te wakker voor en mijn ervaringen met lucide dromen waren echt anders. Toch kon ik het niet laten om bij die gedachte mijzelf in mijn arm te knijpen, een eeuwenoud trucje die iedereen kent maar niemand ooit daadwerkelijk heeft geholpen bij het ontwaken uit een onvoorstelbare staat. Maar goed, de situatie was dermate onverklaarbaar dat ik mijn innerlijke scepticus wel een moment aan de kant durfde te zetten. Ik liet mij zakken tegen de muur waar ik de hoop had opgegeven en belandde in een positie die mijn rug mij niet bepaald dankbaar afnam. Met mijn armen hangend over mijn opgeheven knieën verlangde ik naar een sigaret, een behoefte die ik in een normale sobere staat direct zou afkeuren om het idee te geven dat ik enige zeggenschap had over een potentiële verslaving. Misschien liet ik dit verlangen vandaag wel toe, waarbij ik vooral de behoefte voelde voor de verlamde staat waarin ik normaliter verkeerde als ik een eerste hijs nam van de peuk die halverwege al niet meer lekker was. Ik sloot mijn ogen en liet mijn hoofd achterover tegen de muur vallen. De stiekeme hoop dat alles zich vanzelf zou oplossen maakte langzaam plaats voor de drang om zelf uit deze plek te breken. Maar hoe? Ik kon moeilijk doelloos rondjes blijven lopen als een lab-rat opgesloten in een experiment waar hij zelf geen weet van heeft, iets waar deze situatie steeds meer op begon te lijken. Misschien zaten er wel minuscule camera’s in de muren, wist ik veel.

Diep in mijn gedachten over een mogelijke uitweg die steeds onmogelijker begon te lijken, vielen subtiele geluiden die normaliter door alle dagelijkse prikkels overrompeld werden steeds meer op. Ongelooflijk wat je zintuigen allemaal op kunnen vangen wanneer ze hier de kans voor krijgen. Eerst dacht ik dat de ongemak van de situatie mijn hart sneller liet gaan, maar na wat een eeuwigheid leek kon ik deze nog steeds horen kloppen. Ook voelde ik mijn maag kriebelen, iets wat ik wel vaker had wanneer ik ’s nachts slapeloos in bed lag. Meestal begon ik dan te woelen om mijzelf af te leiden van de boodschap die mijn lichaam eigenlijk voor mij had, maar nu bleef ik zitten, hoe lastig het ook was om mijn impulsen te weerstaan. Wat probeerde mijn lichaam mij eigenlijk te vertellen? Het antwoord wist ik al, dat was niet het punt van deze plotselinge bezinning, ik moest het alleen nog accepteren.

Naast het diepe bonzende geluid van mijn hart klonk er met elke slag een steeds harder wordend tikje, alsof mijn zenuwen hun krachten langzaam bundelden naar mijn gehoor en alle mogelijke prikkels op werden gevangen door dit ene zintuig. Toch maakte het mij wat onrustig, het liet mij denken aan het tikken van een klok in het klaslokaal waarin ik mijn uiterste best deed om de Engelse woordjes uit mijn korte termijn geheugen op papier te krijgen. Een plek waar je ondanks de stilte toch de aanwezigheid van anderen kon voelen, alsof iedereen je aanstaarde, maar waar niemand was die daadwerkelijk iets om jouw presentie gaf. Iedereen verzonken in hun eigen zorgen, hopend dat zij niet de uitzondering op deze rationale realiteit waren.

Het tikje bracht inderdaad het gevoel dat ik hier niet alleen zat en nu ik nog eens goed luisterde was het ook niet mijn hart die dit geluid maakte, het ging daar te snel en onregelmatig voor. Daarbij, het leek wel of het van verder weg kwam, alsof ik mij daadwerkelijk niet meer alleen in deze kamer bevond. Bijna net zo rap als het moment dat ik wakker was geworden, opende ik mijn ogen en keek ik vluchtig om mij heen. Tot mijn verbazing bevond ik mij niet meer in de fel witte kamer waarin ik mijn ogen had gesloten, sterker nog, er was niets helders meer aan de ruimte. Alsof de kamer blauw stond hing er een soort waas om mij heen. Verder had de steenkoude vloer plaatsgemaakt voor laminaat, wat helaas nog wel koud aanvoelde, de muren waren nog steeds wit, maar hadden een gezelligere crème-achtige tint gekregen en werden bovendien bedekt door verscheidene meubels en wanddecoraties, waarvan ik de drie gitaren tegenover mij het mooist vond.  Hetgeen waar ik echter het meest van schrok was wat zich voor mij bevond, het tikkende geluid was nu op zijn luidst en vond zijn oorsprong in een toetsenbord bediend door een jongeman; ik schatte hem een aantal jaar ouder dan dat ik was. Verbijsterd staarde ik hem aan. Het leek alsof hij niet doorhad dat er iemand in zijn kamer zat en ik dacht hard na over hoe ik mijn aanwezigheid kon aankondigen zonder dat hij zich tot impulsieve handelingen zou wenden, maar geen scenario leek goed af te lopen in mijn hoofd, wat mij geen andere keus liet dan de pleister maar gewoon van de wond af te trekken. Ik schraapte mijn keel zachtjes.

“Uuhm, hallo,” begon ik terwijl ik mijn handen als een teken van welwillendheid in de lucht stak. “Ik weet niet hoe ik hier ben beland en het spijt me dat ik zomaar in je kamer zit,” ging ik wat ongemakkelijk verder; mijn verhaal was nogal onwaarschijnlijk. Het hielp daarbij niet mee dat er geen enkele reactie terugkwam, geen opschrikkend sprongetje, geen schreeuw, niet eens een knikje.

“Sorry, hoor je mij?,” vroeg ik nu iets harder, maar wederom gebeurde er niets; was hij misschien doof?

Langzaam stond ik op, ik trachtte zijn aandacht op een andere manier te verkrijgen, maar terwijl ik opstond leek er iets niet helemaal goed. Als een dronken slinger leek de kamer mee te bewegen met mijn manoeuvre, golvend kwam deze op mij af zonder dat mijn plek veranderde. Met surfende armen zocht ik de balans terug die mijn hoofd nodig had om niet achterover tegen de muur te vallen, wat het beeld langzaam stabiliseerde. Ik dacht twee seconden na voordat ik weer durfde te bewegen. Ik was hoogstwaarschijnlijk te snel opgestaan na een lange zitpauze, wat mij wel vaker had laten flauwvallen op luie, gedehydrateerde dagen. Ik zette een stap. Oké, ik was niet gek, de kamer bewoog wederom mee met de verplaatsing van mijn voet, ik bewoog wel, maar zonder dat mijn positie zich daadwerkelijk veranderde. In ieder geval waren de misselijkmakende golven wat gedimd nu ik rechtovereind stond. Terwijl ik nog een stap probeerde te zetten werd het hypnotiserende getik van het toetsenbord abrupt onderbroken door de standaard Samsung ringtone die bombastischer klonk dan ik mij kon herinneren, net als ik was deze man te lui om het te veranderen, ondanks de terugkerende ergernis iedere keer dat dit de soundtrack van mijn interrupties vertegenwoordigde. De man nam zijn telefoon op, goed, hij was dus niet doof en hoewel ik blij was dat ik was ontsnapt aan een ongemakkelijke verontschuldiging over mijn aanwezigheid, maakte dit de situatie niet veel beter.

“Hey Frank, wat leuk dat je belt!” hoorde ik hem zeggen. “What’s up?”

Er volgde een lange luistersessie, onderbroken door de sporadische “Ja”, “Meen je?” en “Vet!” Naast dat zijn woorden een positief beeld van het telefoontje schetsten, was dit ook duidelijk af te lezen aan zijn gezicht, die naarmate het gesprek zich vorderde steeds verder oplichtte.

“Frank, je bent een held, wat ongelooflijk gaaf nieuws! Ik was toevallig net bezig met het boek, maar je wil niet weten hoeveel motivatie mij dit geeft om verder te werken, dankjewel.” Het gesprek was zo te horen bijna ten einde.

“Stuur de info maar door naar mijn mail, dan zal ik haar binnenkort contacteren. Nogmaals bedankt man!” Ging hij verder. “Ik spreek je later wel weer, werk ze nog vandaag!” En hij beëindigde het gesprek.

Achterovergeleund met een blik alsof hij net de jackpot had gewonnen zat hij in zijn stoel.

“Yes!” En met die woorden sprong hij overeind en trok hij de deur open. “Fenna! Kom eens boven! Ik heb geweldig nieuws!”

Zijn hartstochtelijke kreet werd beantwoord door een vrouw van ongeveer dezelfde leeftijd als hij. Ze was erg mooi, zelfs door de zichts-belemmerende waas kwamen haar golvend bruine haren en nagenoeg perfecte lichaam mijn ogen tegemoet. In de verte voelde ik een scheut jaloezie, dit was waarschijnlijk de vriendin van mijn onwetende gastheer, wat werd bevestigd door de manier waarop hij haar hoofd vastpakte en vurig een kus op haar mond plantte.

“Frank belde net,” vertelde hij terwijl hij zijn geliefde in zijn armen nam, “ik ben uitgenodigd voor een gesprek met een redacteur, ze willen waarschijnlijk mijn boek uitgeven!”

“Wauw, wat ontzettend goed! Wat zei hij nog meer?” antwoorde Fenna terwijl ze hem in zijn ogen keek. Op haar gezicht had ze een blik van oprechte vreugde, een onzelfzuchtige uitdrukking die haar nog aantrekkelijker maakte dan ze al was.

“Hij zei dat ze erg enthousiast waren, ze vonden mijn concept erg gaaf en hij zei zelfs dat ze mij op de redactie al een tijdje volgden, fuck, ik kan wel janken,” slaakte hij uit terwijl hij haar opnieuw stevig omhelsde.

“Ik ben zo trots op je lieverd.”

Er volgde een lange omhelzing, schitterend van zijn poëtische romantiek die mijn ogen nog erger verblindde dan het felle licht die mij op deze buitengewoon wonderbaarlijke dag had ontwaakt. Maar deze verblinding voelde anders. Geen afkerende pijn waar ik mijn ogen voor sloot, afgesloten door mijn drukkende handpalmen. Integendeel, mijn ogen waren wijder gespreid dan ooit te voren, klaar om elk detail op te slaan om nooit te vergeten. De scène die zich voor mij had afgespeeld onthulde een verlangen waarvan ik niet wist dat ik hem had, weggestopt onder mijn natuurlijk tevreden staat van zijn, loog ik tegen mijzelf? Ik voelde geen emotionele achtbaan, geen tranen van vreugde, mijn emotie was exceptioneel, bijna onbeschrijfbaar. Als een pijnlijke trap onder mijn kont, een nodige confrontatie die ongezien in mijn dagelijkse sleur verborgen zat, maar in plaats van een ongemakkelijke interventie had ik vrede met dit gevoel. Klaar voor een volgende fase sloot ik mijn ogen, ik had genoeg gezien.

Opnieuw ontwaakte ik, zonder dat ik mij kon herinneren of ik wel daadwerkelijk geslapen had. Ik was teruggekeerd naar de hemels witte kamer, als een leeg canvas klaar om beschilderd te worden. Ik stond op, doelgericht liep ik naar de muur tegenover mij. Op gevoel duwde ik met twee handen tegen mijn bekrompen gevangenis aan, waardoor de muur zich zonder moeite opende. Zo makkelijk kon het gaan.

Zoek naar berichten

Volg Pop Fictie

Meer Pop Fictie

De Kolibrie

Jorrit Oppedijk

Lees mijn blog!

Sic Parvis Magna


Het gebrek aan een wekker bij mijn ontwaking was apart, ik was niets anders gewend dan het schelle geluid van mijn telefoon die met mijn favoriete nummer van een paar maanden geleden mijn dag startte. Hoe laat zou het zijn? Ik was te lui om mijn ogen te openen en het uit te zoeken, een staat die ik maar een aantal seconden volhield voordat een nervositeitsscheut mij overeind liet schieten; was ik misschien door mijn wekker heen geslapen? De schrik opende mijn ogen, wat direct werd afgestraft door een ongelooflijk fel licht die als een dolk mijn grote pupillen binnenstak, een pijn die eigenlijk niet pijnlijk was, gewoon ontzettend irritant. Terwijl ik mijn ogen dichtkneep en een poging waagde om het licht te compenseren door met mijn handen in mijn ogen te wrijven, was het al via mijn ogen mijn hersenen binnengedrongen om daar de eerste neuronen aan te wakkeren; De rest zou pas functioneren na de eerste slok koffie. Toch was het genoeg om een paar realisaties over mij heen te laten vallen. Ik had mijn rolgordijn toch dichtgedaan? Dat deed ik altijd, waar kwam dat licht vandaan? Dit was niet het enige wat niet klopte, zo voelde ik mijn warme dekbed niet meer om mij heen, en bleek mijn all-seasons pyjama bestaande uit een slaapbroekje toch erg koud. Tevens voelde mijn bed harder aan dan wanneer ik deze had getest bij de Ikea. Was het uitgebreid uittesten van verscheidene boxsprings om maar van de zachtste en meest comfortabele slaapervaring te kunnen genieten toch niet zo zinvol geweest. Nee, hier was meer aan de hand, dit was mijn kamer niet.

Langzaam deed ik een tweede poging om mijn ogen te openen. Hoe voorbereid ik ook was op wat er zou komen, het licht was nog altijd even onaangenaam en het duurde een goede twee minuten voordat ik ze zo ver open kon zetten dat ik de omgeving in mij op kon nemen. Ik bevond mij middenin een kamer waarvan de muren, het plafond en de vloer compleet wit waren, zo perfect als de tanden van een model in een tandpasta reclame, onnatuurlijk wit. Dit verklaarde ook waarom het licht zo uitermate fel was, alhoewel ik de bron hiervan nog niet kon bespeuren. Nee, de kamer had niets, was helemaal leeg, afgezien van ik die verward in het rond keek en niet kon bevatten waar ik was beland. Ik voelde mij een indringer, de kamer was zo brandschoon dat alleen mijn aanwezigheid al vies aanvoelde. Toch voelde het ook weer vertrouwd, alsof ik hier hoorde te zijn, alsof dit ondanks het gemis van mijn bed en al mijn andere spullen toch mijn kamer was. Ik stond moeizaam op, de vloer voelde hard aan en zat niet bepaald comfortabel. Mijn armen strekte ik uit naar het plafond, net als in de kamer waarin ik had verwacht te ontwaken kon ik deze niet aanraken, dus begaf ik mij naar de muur voor mij. Ik weet niet wat ik had verwacht, maar de muur voelde net zo aan als dat het eruit zag, hard en koud. Met een hand tegen de koude kille wand liep ik de kamer rond, op zoek naar een plek waar de muur uit een deur zou bestaan. Eigenlijk liep ik de kamer twee keer rond, want nadat ik vier wanden had afgetast en niet had gevonden wat ik zocht maakte ik mijzelf wijs dat ik vast niet goed geteld had. In mijn achterhoofd wist ik heus wel dat het niet klopte, maar het besef dat ik de kamer niet uit zou kunnen komen stelde ik liever nog even uit. 

Dat besef kwam er niet veel later echter wel en kickte hard in ook. Het was alsof ik nu pas echt wakker was, geen moment had ik verwacht dat ik hier vast zou zitten. Toch als ik nu terugdacht had ik al veel eerder deze stress moeten voelen, wonderbaarlijk hoe pas bij het gebrek aan een uitweg de gedachte kwam opzetten hoe abnormaal en benauwend deze situatie wel niet was. Waar was ik? Was ik dood? Ondanks dat de ruimte een standaard witte hemelschone uitstraling had, voelde de eenzame opsluiting eerder als een hel. Misschien was dat ook het doel, dat de onzekerheid over jouw toelating tot het beloofde land de daadwerkelijke kwelling van de onderwereld was. Een droom was het niet, daar voelde ik mij te wakker voor en mijn ervaringen met lucide dromen waren echt anders. Toch kon ik het niet laten om bij die gedachte mijzelf in mijn arm te knijpen, een eeuwenoud trucje die iedereen kent maar niemand ooit daadwerkelijk heeft geholpen bij het ontwaken uit een onvoorstelbare staat. Maar goed, de situatie was dermate onverklaarbaar dat ik mijn innerlijke scepticus wel een moment aan de kant durfde te zetten. Ik liet mij zakken tegen de muur waar ik de hoop had opgegeven en belandde in een positie die mijn rug mij niet bepaald dankbaar afnam. Met mijn armen hangend over mijn opgeheven knieën verlangde ik naar een sigaret, een behoefte die ik in een normale sobere staat direct zou afkeuren om het idee te geven dat ik enige zeggenschap had over een potentiële verslaving. Misschien liet ik dit verlangen vandaag wel toe, waarbij ik vooral de behoefte voelde voor de verlamde staat waarin ik normaliter verkeerde als ik een eerste hijs nam van de peuk die halverwege al niet meer lekker was. Ik sloot mijn ogen en liet mijn hoofd achterover tegen de muur vallen. De stiekeme hoop dat alles zich vanzelf zou oplossen maakte langzaam plaats voor de drang om zelf uit deze plek te breken. Maar hoe? Ik kon moeilijk doelloos rondjes blijven lopen als een lab-rat opgesloten in een experiment waar hij zelf geen weet van heeft, iets waar deze situatie steeds meer op begon te lijken. Misschien zaten er wel minuscule camera’s in de muren, wist ik veel.

Diep in mijn gedachten over een mogelijke uitweg die steeds onmogelijker begon te lijken, vielen subtiele geluiden die normaliter door alle dagelijkse prikkels overrompeld werden steeds meer op. Ongelooflijk wat je zintuigen allemaal op kunnen vangen wanneer ze hier de kans voor krijgen. Eerst dacht ik dat de ongemak van de situatie mijn hart sneller liet gaan, maar na wat een eeuwigheid leek kon ik deze nog steeds horen kloppen. Ook voelde ik mijn maag kriebelen, iets wat ik wel vaker had wanneer ik ’s nachts slapeloos in bed lag. Meestal begon ik dan te woelen om mijzelf af te leiden van de boodschap die mijn lichaam eigenlijk voor mij had, maar nu bleef ik zitten, hoe lastig het ook was om mijn impulsen te weerstaan. Wat probeerde mijn lichaam mij eigenlijk te vertellen? Het antwoord wist ik al, dat was niet het punt van deze plotselinge bezinning, ik moest het alleen nog accepteren.

Naast het diepe bonzende geluid van mijn hart klonk er met elke slag een steeds harder wordend tikje, alsof mijn zenuwen hun krachten langzaam bundelden naar mijn gehoor en alle mogelijke prikkels op werden gevangen door dit ene zintuig. Toch maakte het mij wat onrustig, het liet mij denken aan het tikken van een klok in het klaslokaal waarin ik mijn uiterste best deed om de Engelse woordjes uit mijn korte termijn geheugen op papier te krijgen. Een plek waar je ondanks de stilte toch de aanwezigheid van anderen kon voelen, alsof iedereen je aanstaarde, maar waar niemand was die daadwerkelijk iets om jouw presentie gaf. Iedereen verzonken in hun eigen zorgen, hopend dat zij niet de uitzondering op deze rationale realiteit waren.

Het tikje bracht inderdaad het gevoel dat ik hier niet alleen zat en nu ik nog eens goed luisterde was het ook niet mijn hart die dit geluid maakte, het ging daar te snel en onregelmatig voor. Daarbij, het leek wel of het van verder weg kwam, alsof ik mij daadwerkelijk niet meer alleen in deze kamer bevond. Bijna net zo rap als het moment dat ik wakker was geworden, opende ik mijn ogen en keek ik vluchtig om mij heen. Tot mijn verbazing bevond ik mij niet meer in de fel witte kamer waarin ik mijn ogen had gesloten, sterker nog, er was niets helders meer aan de ruimte. Alsof de kamer blauw stond hing er een soort waas om mij heen. Verder had de steenkoude vloer plaatsgemaakt voor laminaat, wat helaas nog wel koud aanvoelde, de muren waren nog steeds wit, maar hadden een gezelligere crème-achtige tint gekregen en werden bovendien bedekt door verscheidene meubels en wanddecoraties, waarvan ik de drie gitaren tegenover mij het mooist vond.  Hetgeen waar ik echter het meest van schrok was wat zich voor mij bevond, het tikkende geluid was nu op zijn luidst en vond zijn oorsprong in een toetsenbord bediend door een jongeman; ik schatte hem een aantal jaar ouder dan dat ik was. Verbijsterd staarde ik hem aan. Het leek alsof hij niet doorhad dat er iemand in zijn kamer zat en ik dacht hard na over hoe ik mijn aanwezigheid kon aankondigen zonder dat hij zich tot impulsieve handelingen zou wenden, maar geen scenario leek goed af te lopen in mijn hoofd, wat mij geen andere keus liet dan de pleister maar gewoon van de wond af te trekken. Ik schraapte mijn keel zachtjes.

“Uuhm, hallo,” begon ik terwijl ik mijn handen als een teken van welwillendheid in de lucht stak. “Ik weet niet hoe ik hier ben beland en het spijt me dat ik zomaar in je kamer zit,” ging ik wat ongemakkelijk verder; mijn verhaal was nogal onwaarschijnlijk. Het hielp daarbij niet mee dat er geen enkele reactie terugkwam, geen opschrikkend sprongetje, geen schreeuw, niet eens een knikje.

“Sorry, hoor je mij?,” vroeg ik nu iets harder, maar wederom gebeurde er niets; was hij misschien doof?

Langzaam stond ik op, ik trachtte zijn aandacht op een andere manier te verkrijgen, maar terwijl ik opstond leek er iets niet helemaal goed. Als een dronken slinger leek de kamer mee te bewegen met mijn manoeuvre, golvend kwam deze op mij af zonder dat mijn plek veranderde. Met surfende armen zocht ik de balans terug die mijn hoofd nodig had om niet achterover tegen de muur te vallen, wat het beeld langzaam stabiliseerde. Ik dacht twee seconden na voordat ik weer durfde te bewegen. Ik was hoogstwaarschijnlijk te snel opgestaan na een lange zitpauze, wat mij wel vaker had laten flauwvallen op luie, gedehydrateerde dagen. Ik zette een stap. Oké, ik was niet gek, de kamer bewoog wederom mee met de verplaatsing van mijn voet, ik bewoog wel, maar zonder dat mijn positie zich daadwerkelijk veranderde. In ieder geval waren de misselijkmakende golven wat gedimd nu ik rechtovereind stond. Terwijl ik nog een stap probeerde te zetten werd het hypnotiserende getik van het toetsenbord abrupt onderbroken door de standaard Samsung ringtone die bombastischer klonk dan ik mij kon herinneren, net als ik was deze man te lui om het te veranderen, ondanks de terugkerende ergernis iedere keer dat dit de soundtrack van mijn interrupties vertegenwoordigde. De man nam zijn telefoon op, goed, hij was dus niet doof en hoewel ik blij was dat ik was ontsnapt aan een ongemakkelijke verontschuldiging over mijn aanwezigheid, maakte dit de situatie niet veel beter.

“Hey Frank, wat leuk dat je belt!” hoorde ik hem zeggen. “What’s up?”

Er volgde een lange luistersessie, onderbroken door de sporadische “Ja”, “Meen je?” en “Vet!” Naast dat zijn woorden een positief beeld van het telefoontje schetsten, was dit ook duidelijk af te lezen aan zijn gezicht, die naarmate het gesprek zich vorderde steeds verder oplichtte.

“Frank, je bent een held, wat ongelooflijk gaaf nieuws! Ik was toevallig net bezig met het boek, maar je wil niet weten hoeveel motivatie mij dit geeft om verder te werken, dankjewel.” Het gesprek was zo te horen bijna ten einde.

“Stuur de info maar door naar mijn mail, dan zal ik haar binnenkort contacteren. Nogmaals bedankt man!” Ging hij verder. “Ik spreek je later wel weer, werk ze nog vandaag!” En hij beëindigde het gesprek.

Achterovergeleund met een blik alsof hij net de jackpot had gewonnen zat hij in zijn stoel.

“Yes!” En met die woorden sprong hij overeind en trok hij de deur open. “Fenna! Kom eens boven! Ik heb geweldig nieuws!”

Zijn hartstochtelijke kreet werd beantwoord door een vrouw van ongeveer dezelfde leeftijd als hij. Ze was erg mooi, zelfs door de zichts-belemmerende waas kwamen haar golvend bruine haren en nagenoeg perfecte lichaam mijn ogen tegemoet. In de verte voelde ik een scheut jaloezie, dit was waarschijnlijk de vriendin van mijn onwetende gastheer, wat werd bevestigd door de manier waarop hij haar hoofd vastpakte en vurig een kus op haar mond plantte.

“Frank belde net,” vertelde hij terwijl hij zijn geliefde in zijn armen nam, “ik ben uitgenodigd voor een gesprek met een redacteur, ze willen waarschijnlijk mijn boek uitgeven!”

“Wauw, wat ontzettend goed! Wat zei hij nog meer?” antwoorde Fenna terwijl ze hem in zijn ogen keek. Op haar gezicht had ze een blik van oprechte vreugde, een onzelfzuchtige uitdrukking die haar nog aantrekkelijker maakte dan ze al was.

“Hij zei dat ze erg enthousiast waren, ze vonden mijn concept erg gaaf en hij zei zelfs dat ze mij op de redactie al een tijdje volgden, fuck, ik kan wel janken,” slaakte hij uit terwijl hij haar opnieuw stevig omhelsde.

“Ik ben zo trots op je lieverd.”

Er volgde een lange omhelzing, schitterend van zijn poëtische romantiek die mijn ogen nog erger verblindde dan het felle licht die mij op deze buitengewoon wonderbaarlijke dag had ontwaakt. Maar deze verblinding voelde anders. Geen afkerende pijn waar ik mijn ogen voor sloot, afgesloten door mijn drukkende handpalmen. Integendeel, mijn ogen waren wijder gespreid dan ooit te voren, klaar om elk detail op te slaan om nooit te vergeten. De scène die zich voor mij had afgespeeld onthulde een verlangen waarvan ik niet wist dat ik hem had, weggestopt onder mijn natuurlijk tevreden staat van zijn, loog ik tegen mijzelf? Ik voelde geen emotionele achtbaan, geen tranen van vreugde, mijn emotie was exceptioneel, bijna onbeschrijfbaar. Als een pijnlijke trap onder mijn kont, een nodige confrontatie die ongezien in mijn dagelijkse sleur verborgen zat, maar in plaats van een ongemakkelijke interventie had ik vrede met dit gevoel. Klaar voor een volgende fase sloot ik mijn ogen, ik had genoeg gezien.

Opnieuw ontwaakte ik, zonder dat ik mij kon herinneren of ik wel daadwerkelijk geslapen had. Ik was teruggekeerd naar de hemels witte kamer, als een leeg canvas klaar om beschilderd te worden. Ik stond op, doelgericht liep ik naar de muur tegenover mij. Op gevoel duwde ik met twee handen tegen mijn bekrompen gevangenis aan, waardoor de muur zich zonder moeite opende. Zo makkelijk kon het gaan.

Zoek naar berichten

Volg Pop Fictie

Meer Pop Fictie

De Kolibrie

Jorrit Oppedijk

Lees mijn blog!

Sic Parvis Magna


Het gebrek aan een wekker bij mijn ontwaking was apart, ik was niets anders gewend dan het schelle geluid van mijn telefoon die met mijn favoriete nummer van een paar maanden geleden mijn dag startte. Hoe laat zou het zijn? Ik was te lui om mijn ogen te openen en het uit te zoeken, een staat die ik maar een aantal seconden volhield voordat een nervositeitsscheut mij overeind liet schieten; was ik misschien door mijn wekker heen geslapen? De schrik opende mijn ogen, wat direct werd afgestraft door een ongelooflijk fel licht die als een dolk mijn grote pupillen binnenstak, een pijn die eigenlijk niet pijnlijk was, gewoon ontzettend irritant. Terwijl ik mijn ogen dichtkneep en een poging waagde om het licht te compenseren door met mijn handen in mijn ogen te wrijven, was het al via mijn ogen mijn hersenen binnengedrongen om daar de eerste neuronen aan te wakkeren; De rest zou pas functioneren na de eerste slok koffie. Toch was het genoeg om een paar realisaties over mij heen te laten vallen. Ik had mijn rolgordijn toch dichtgedaan? Dat deed ik altijd, waar kwam dat licht vandaan? Dit was niet het enige wat niet klopte, zo voelde ik mijn warme dekbed niet meer om mij heen, en bleek mijn all-seasons pyjama bestaande uit een slaapbroekje toch erg koud. Tevens voelde mijn bed harder aan dan wanneer ik deze had getest bij de Ikea. Was het uitgebreid uittesten van verscheidene boxsprings om maar van de zachtste en meest comfortabele slaapervaring te kunnen genieten toch niet zo zinvol geweest. Nee, hier was meer aan de hand, dit was mijn kamer niet.

Langzaam deed ik een tweede poging om mijn ogen te openen. Hoe voorbereid ik ook was op wat er zou komen, het licht was nog altijd even onaangenaam en het duurde een goede twee minuten voordat ik ze zo ver open kon zetten dat ik de omgeving in mij op kon nemen. Ik bevond mij middenin een kamer waarvan de muren, het plafond en de vloer compleet wit waren, zo perfect als de tanden van een model in een tandpasta reclame, onnatuurlijk wit. Dit verklaarde ook waarom het licht zo uitermate fel was, alhoewel ik de bron hiervan nog niet kon bespeuren. Nee, de kamer had niets, was helemaal leeg, afgezien van ik die verward in het rond keek en niet kon bevatten waar ik was beland. Ik voelde mij een indringer, de kamer was zo brandschoon dat alleen mijn aanwezigheid al vies aanvoelde. Toch voelde het ook weer vertrouwd, alsof ik hier hoorde te zijn, alsof dit ondanks het gemis van mijn bed en al mijn andere spullen toch mijn kamer was. Ik stond moeizaam op, de vloer voelde hard aan en zat niet bepaald comfortabel. Mijn armen strekte ik uit naar het plafond, net als in de kamer waarin ik had verwacht te ontwaken kon ik deze niet aanraken, dus begaf ik mij naar de muur voor mij. Ik weet niet wat ik had verwacht, maar de muur voelde net zo aan als dat het eruit zag, hard en koud. Met een hand tegen de koude kille wand liep ik de kamer rond, op zoek naar een plek waar de muur uit een deur zou bestaan. Eigenlijk liep ik de kamer twee keer rond, want nadat ik vier wanden had afgetast en niet had gevonden wat ik zocht maakte ik mijzelf wijs dat ik vast niet goed geteld had. In mijn achterhoofd wist ik heus wel dat het niet klopte, maar het besef dat ik de kamer niet uit zou kunnen komen stelde ik liever nog even uit. 

Dat besef kwam er niet veel later echter wel en kickte hard in ook. Het was alsof ik nu pas echt wakker was, geen moment had ik verwacht dat ik hier vast zou zitten. Toch als ik nu terugdacht had ik al veel eerder deze stress moeten voelen, wonderbaarlijk hoe pas bij het gebrek aan een uitweg de gedachte kwam opzetten hoe abnormaal en benauwend deze situatie wel niet was. Waar was ik? Was ik dood? Ondanks dat de ruimte een standaard witte hemelschone uitstraling had, voelde de eenzame opsluiting eerder als een hel. Misschien was dat ook het doel, dat de onzekerheid over jouw toelating tot het beloofde land de daadwerkelijke kwelling van de onderwereld was. Een droom was het niet, daar voelde ik mij te wakker voor en mijn ervaringen met lucide dromen waren echt anders. Toch kon ik het niet laten om bij die gedachte mijzelf in mijn arm te knijpen, een eeuwenoud trucje die iedereen kent maar niemand ooit daadwerkelijk heeft geholpen bij het ontwaken uit een onvoorstelbare staat. Maar goed, de situatie was dermate onverklaarbaar dat ik mijn innerlijke scepticus wel een moment aan de kant durfde te zetten. Ik liet mij zakken tegen de muur waar ik de hoop had opgegeven en belandde in een positie die mijn rug mij niet bepaald dankbaar afnam. Met mijn armen hangend over mijn opgeheven knieën verlangde ik naar een sigaret, een behoefte die ik in een normale sobere staat direct zou afkeuren om het idee te geven dat ik enige zeggenschap had over een potentiële verslaving. Misschien liet ik dit verlangen vandaag wel toe, waarbij ik vooral de behoefte voelde voor de verlamde staat waarin ik normaliter verkeerde als ik een eerste hijs nam van de peuk die halverwege al niet meer lekker was. Ik sloot mijn ogen en liet mijn hoofd achterover tegen de muur vallen. De stiekeme hoop dat alles zich vanzelf zou oplossen maakte langzaam plaats voor de drang om zelf uit deze plek te breken. Maar hoe? Ik kon moeilijk doelloos rondjes blijven lopen als een lab-rat opgesloten in een experiment waar hij zelf geen weet van heeft, iets waar deze situatie steeds meer op begon te lijken. Misschien zaten er wel minuscule camera’s in de muren, wist ik veel.

Diep in mijn gedachten over een mogelijke uitweg die steeds onmogelijker begon te lijken, vielen subtiele geluiden die normaliter door alle dagelijkse prikkels overrompeld werden steeds meer op. Ongelooflijk wat je zintuigen allemaal op kunnen vangen wanneer ze hier de kans voor krijgen. Eerst dacht ik dat de ongemak van de situatie mijn hart sneller liet gaan, maar na wat een eeuwigheid leek kon ik deze nog steeds horen kloppen. Ook voelde ik mijn maag kriebelen, iets wat ik wel vaker had wanneer ik ’s nachts slapeloos in bed lag. Meestal begon ik dan te woelen om mijzelf af te leiden van de boodschap die mijn lichaam eigenlijk voor mij had, maar nu bleef ik zitten, hoe lastig het ook was om mijn impulsen te weerstaan. Wat probeerde mijn lichaam mij eigenlijk te vertellen? Het antwoord wist ik al, dat was niet het punt van deze plotselinge bezinning, ik moest het alleen nog accepteren.

Naast het diepe bonzende geluid van mijn hart klonk er met elke slag een steeds harder wordend tikje, alsof mijn zenuwen hun krachten langzaam bundelden naar mijn gehoor en alle mogelijke prikkels op werden gevangen door dit ene zintuig. Toch maakte het mij wat onrustig, het liet mij denken aan het tikken van een klok in het klaslokaal waarin ik mijn uiterste best deed om de Engelse woordjes uit mijn korte termijn geheugen op papier te krijgen. Een plek waar je ondanks de stilte toch de aanwezigheid van anderen kon voelen, alsof iedereen je aanstaarde, maar waar niemand was die daadwerkelijk iets om jouw presentie gaf. Iedereen verzonken in hun eigen zorgen, hopend dat zij niet de uitzondering op deze rationale realiteit waren.

Het tikje bracht inderdaad het gevoel dat ik hier niet alleen zat en nu ik nog eens goed luisterde was het ook niet mijn hart die dit geluid maakte, het ging daar te snel en onregelmatig voor. Daarbij, het leek wel of het van verder weg kwam, alsof ik mij daadwerkelijk niet meer alleen in deze kamer bevond. Bijna net zo rap als het moment dat ik wakker was geworden, opende ik mijn ogen en keek ik vluchtig om mij heen. Tot mijn verbazing bevond ik mij niet meer in de fel witte kamer waarin ik mijn ogen had gesloten, sterker nog, er was niets helders meer aan de ruimte. Alsof de kamer blauw stond hing er een soort waas om mij heen. Verder had de steenkoude vloer plaatsgemaakt voor laminaat, wat helaas nog wel koud aanvoelde, de muren waren nog steeds wit, maar hadden een gezelligere crème-achtige tint gekregen en werden bovendien bedekt door verscheidene meubels en wanddecoraties, waarvan ik de drie gitaren tegenover mij het mooist vond.  Hetgeen waar ik echter het meest van schrok was wat zich voor mij bevond, het tikkende geluid was nu op zijn luidst en vond zijn oorsprong in een toetsenbord bediend door een jongeman; ik schatte hem een aantal jaar ouder dan dat ik was. Verbijsterd staarde ik hem aan. Het leek alsof hij niet doorhad dat er iemand in zijn kamer zat en ik dacht hard na over hoe ik mijn aanwezigheid kon aankondigen zonder dat hij zich tot impulsieve handelingen zou wenden, maar geen scenario leek goed af te lopen in mijn hoofd, wat mij geen andere keus liet dan de pleister maar gewoon van de wond af te trekken. Ik schraapte mijn keel zachtjes.

“Uuhm, hallo,” begon ik terwijl ik mijn handen als een teken van welwillendheid in de lucht stak. “Ik weet niet hoe ik hier ben beland en het spijt me dat ik zomaar in je kamer zit,” ging ik wat ongemakkelijk verder; mijn verhaal was nogal onwaarschijnlijk. Het hielp daarbij niet mee dat er geen enkele reactie terugkwam, geen opschrikkend sprongetje, geen schreeuw, niet eens een knikje.

“Sorry, hoor je mij?,” vroeg ik nu iets harder, maar wederom gebeurde er niets; was hij misschien doof?

Langzaam stond ik op, ik trachtte zijn aandacht op een andere manier te verkrijgen, maar terwijl ik opstond leek er iets niet helemaal goed. Als een dronken slinger leek de kamer mee te bewegen met mijn manoeuvre, golvend kwam deze op mij af zonder dat mijn plek veranderde. Met surfende armen zocht ik de balans terug die mijn hoofd nodig had om niet achterover tegen de muur te vallen, wat het beeld langzaam stabiliseerde. Ik dacht twee seconden na voordat ik weer durfde te bewegen. Ik was hoogstwaarschijnlijk te snel opgestaan na een lange zitpauze, wat mij wel vaker had laten flauwvallen op luie, gedehydrateerde dagen. Ik zette een stap. Oké, ik was niet gek, de kamer bewoog wederom mee met de verplaatsing van mijn voet, ik bewoog wel, maar zonder dat mijn positie zich daadwerkelijk veranderde. In ieder geval waren de misselijkmakende golven wat gedimd nu ik rechtovereind stond. Terwijl ik nog een stap probeerde te zetten werd het hypnotiserende getik van het toetsenbord abrupt onderbroken door de standaard Samsung ringtone die bombastischer klonk dan ik mij kon herinneren, net als ik was deze man te lui om het te veranderen, ondanks de terugkerende ergernis iedere keer dat dit de soundtrack van mijn interrupties vertegenwoordigde. De man nam zijn telefoon op, goed, hij was dus niet doof en hoewel ik blij was dat ik was ontsnapt aan een ongemakkelijke verontschuldiging over mijn aanwezigheid, maakte dit de situatie niet veel beter.

“Hey Frank, wat leuk dat je belt!” hoorde ik hem zeggen. “What’s up?”

Er volgde een lange luistersessie, onderbroken door de sporadische “Ja”, “Meen je?” en “Vet!” Naast dat zijn woorden een positief beeld van het telefoontje schetsten, was dit ook duidelijk af te lezen aan zijn gezicht, die naarmate het gesprek zich vorderde steeds verder oplichtte.

“Frank, je bent een held, wat ongelooflijk gaaf nieuws! Ik was toevallig net bezig met het boek, maar je wil niet weten hoeveel motivatie mij dit geeft om verder te werken, dankjewel.” Het gesprek was zo te horen bijna ten einde.

“Stuur de info maar door naar mijn mail, dan zal ik haar binnenkort contacteren. Nogmaals bedankt man!” Ging hij verder. “Ik spreek je later wel weer, werk ze nog vandaag!” En hij beëindigde het gesprek.

Achterovergeleund met een blik alsof hij net de jackpot had gewonnen zat hij in zijn stoel.

“Yes!” En met die woorden sprong hij overeind en trok hij de deur open. “Fenna! Kom eens boven! Ik heb geweldig nieuws!”

Zijn hartstochtelijke kreet werd beantwoord door een vrouw van ongeveer dezelfde leeftijd als hij. Ze was erg mooi, zelfs door de zichts-belemmerende waas kwamen haar golvend bruine haren en nagenoeg perfecte lichaam mijn ogen tegemoet. In de verte voelde ik een scheut jaloezie, dit was waarschijnlijk de vriendin van mijn onwetende gastheer, wat werd bevestigd door de manier waarop hij haar hoofd vastpakte en vurig een kus op haar mond plantte.

“Frank belde net,” vertelde hij terwijl hij zijn geliefde in zijn armen nam, “ik ben uitgenodigd voor een gesprek met een redacteur, ze willen waarschijnlijk mijn boek uitgeven!”

“Wauw, wat ontzettend goed! Wat zei hij nog meer?” antwoorde Fenna terwijl ze hem in zijn ogen keek. Op haar gezicht had ze een blik van oprechte vreugde, een onzelfzuchtige uitdrukking die haar nog aantrekkelijker maakte dan ze al was.

“Hij zei dat ze erg enthousiast waren, ze vonden mijn concept erg gaaf en hij zei zelfs dat ze mij op de redactie al een tijdje volgden, fuck, ik kan wel janken,” slaakte hij uit terwijl hij haar opnieuw stevig omhelsde.

“Ik ben zo trots op je lieverd.”

Er volgde een lange omhelzing, schitterend van zijn poëtische romantiek die mijn ogen nog erger verblindde dan het felle licht die mij op deze buitengewoon wonderbaarlijke dag had ontwaakt. Maar deze verblinding voelde anders. Geen afkerende pijn waar ik mijn ogen voor sloot, afgesloten door mijn drukkende handpalmen. Integendeel, mijn ogen waren wijder gespreid dan ooit te voren, klaar om elk detail op te slaan om nooit te vergeten. De scène die zich voor mij had afgespeeld onthulde een verlangen waarvan ik niet wist dat ik hem had, weggestopt onder mijn natuurlijk tevreden staat van zijn, loog ik tegen mijzelf? Ik voelde geen emotionele achtbaan, geen tranen van vreugde, mijn emotie was exceptioneel, bijna onbeschrijfbaar. Als een pijnlijke trap onder mijn kont, een nodige confrontatie die ongezien in mijn dagelijkse sleur verborgen zat, maar in plaats van een ongemakkelijke interventie had ik vrede met dit gevoel. Klaar voor een volgende fase sloot ik mijn ogen, ik had genoeg gezien.

Opnieuw ontwaakte ik, zonder dat ik mij kon herinneren of ik wel daadwerkelijk geslapen had. Ik was teruggekeerd naar de hemels witte kamer, als een leeg canvas klaar om beschilderd te worden. Ik stond op, doelgericht liep ik naar de muur tegenover mij. Op gevoel duwde ik met twee handen tegen mijn bekrompen gevangenis aan, waardoor de muur zich zonder moeite opende. Zo makkelijk kon het gaan.

Zoek naar berichten

Volg Pop Fictie

Meer Pop Fictie

De Kolibrie

Jorrit Oppedijk

Lees mijn blog!

5 1 stem
Artikelbeoordeling
Abonneer
Laat het weten als er
guest
0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
0
Ik hoor graag wat je vindt, laat het hier beneden weten!x
()
x